Het Vergeetboek begint met een afbeelding van het Drents
archief: een rij keurige kasten. Veel mensen hebben een dergelijk beeld bij het
geheugen. Draaisma wil laten zien dat dit een mythe is. Ten eerste worden
ervaringen niet netjes geordend in ons geheugen. Ten tweede kun je
herinneringen niet zomaar terughalen zoals ze erin zijn gegaan. En ten derde
blijft niet alles bewaard in ons geheugen. Vergeten is een essentiële functie van
het geheugen. Dat mensen meer hechten aan herinneren blijkt al dat er geen
zelfstandig naamwoord bestaat voor vergeten, vergeting bijvoorbeeld.
Het mooie is dat Draaisma thema’s en mythes rond het
geheugen en het vergeten heel nuchter en objectief behandelt. Een theorie waar
hij het niet mee eens is valt hij niet meteen aan. Hij legt zo’n theorie juist
heel kundig uit. Later concludeert hij wel het een en ander en breekt daarmee een
mythe af.
Draaisma beschrijft uitgebreid de populariteit (of
collectieve waan) in de VS en Nederland in de jaren 90 van de 20ste
eeuw rond hervonden herinneringen in verband met jeugdtrauma’s. Hij beschrijft
de achtergronden van ideeën rond traumaverwerking. Draaisma laat het onderwerp
vooraf gaan aan een hoofdstuk over Freud, en niet zomaar. Veel van het
gedachtegoed is op hem terug te voeren. Waarom heeft iemand een stoornis?
Volgens Freud door een trauma in de jeugd, meestal seksueel van aard. Het zich
niet kunnen herinneren van een pijnlijke gebeurtenis is volgens Freud een bewijs
van de sterkte van het trauma. Ditzelfde beweerden aanhangers van de
hervonden-herinneringen-theorie. Vervolgens was het aan de therapeuten om
slachtoffers te helpen deze pijnlijke ‘herinneringen’ terug te halen. Heel wat
onschuldige ouders en verwanten zijn n.a.v. deze therapieën onterecht
veroordeeld.
Juist het niet kunnen vergeten van trauma’s is vaak een
probleem. Opmerkelijk genoeg bestaat er een vrij eenvoudige therapie (EMDR) om
dergelijke problemen te behandelen. Heel sterk is de mythe van het absolute geheugen en het
(theoretische) vermogen tot ‘total recall’. Zelfs blijkt een hoog percentage
psychologiestudenten te geloven dat alles wat het geheugen ingaat ergens wordt
opgeslagen. Ik vraag mij dan meteen af wat het evolutionair nut is van deze opslag.
Het Vergeetboek bevat teveel onderwerpen om hier allemaal te
behandelen. Ik geef een opsomming van wat onderwerpen. Het geheugen aan een
gezicht verandert door de afbeelding die ervan bestaat; meestal herinneren wij
ons de afbeelding en niet meer het gezicht zelf. Waarom herinneren wij ons zo weinig uit onze eerste
levensjaren? Leuk is dat bij de vraag naar eerste herinneringen mensen er een wedstrijdje
van maken wie de oudste herinnering heeft; alsof dat een verdienste is.
Interessant is het opmerkelijke verschijnsel dat sommige
mensen geen geheugen voor gezichten hebben en zelfs hun eigen gezicht in de
spiegel niet herkennen! Over het Claparède-effect bij Korsakov- patiënten: de
patiënt zegt iets niet te weten, bijvoorbeeld waar de wc is, maar loopt er wel
zo naartoe als hij moet plassen.
Cryptomnesie is ook een boeiend verschijnsel: onbewust
blijken wij ons ideeën toe te eigenen. Zo kan iemand plagiaat plegen zonder
zich ervan bewust te zijn een idee van een ander te hebben overgenomen.
De laatste paar hoofdstukken staan wat los van de rest van
het boek. Ze gaan bijvoorbeeld over het maken van doodsfoto’s (foto’s van
overledenen, vaak in een levendige positie gezet), over afscheidsbrieven van
ter dood veroordeelden tijdens de terreur van de Frans Revolutie en over het
verhaal het Ovale portret van Edgar Allen Poe. Erg leuke onderwerpen, maar ik
had het idee dat Draaisma nog wat artikelen had liggen die hij kwijt wilde in
dit boek. Dat maakt verder niet uit, het blijft een schitterend boek: lezen dus!
Geen opmerkingen:
Een reactie posten