Zondag op de boekenmarkt heb ik een paar aparte uitgaven van
Hermansverhalen aangeschaft. Manuscript in een kliniek gevonden, voorafgegaan
door Preambule, komt uit de bundel Paranoia. De tekening op de voorkant is van
Hermans zelf. Hij geeft goed de sfeer van het boek weer. Het verhaal gaat
vanzelfsprekend over waanzin. In de ik-vorm geschreven kijk je in recht in de
schedelpan van de man die op latere leeftijd vertelt hoe hij als kind werd
gepest en opgejaagd. “Niemand wilde meer met mij spelen”. Hij werd op den duur zelfs door de
weeskinderen gesard.
In zijn hoofd krijgen de gebeurtenissen op en rond school
een veelheid aan betekenissen. Dan wordt
hij zelf een wees. Op een winterdag slaat hij terug, hij pakt de witte jongen
met krullend haar en valt met hem op de grond, een ijzeren pen doorboort het
hoofd van de jongen. Vervolgens trapt hij op het hoofd en denkt dat de andere
jongens hem eindelijk zien in zijn verblindende compleetheid: “slachtoffer en
slachter, Zaligmaker en Satan tegelijk.”
Hermans veroordeelt de waanzinnigen niet. Hij heeft er ook
geen medelijden mee maar constateert in Preambule dat: “Het enige wat deze
zieken van de anderen scheidt, is hun onmacht zich op verzoek bij een der
traditionele waansystemen neer te leggen.”
Geen opmerkingen:
Een reactie posten