Flaubert is een groot schrijver. Hij schrijft helder en
precies. Een groot schrijver is iets anders dan een mooischrijver. Flaubert is
niet in de eerste plaats uit op effect door mooie beelden voor ons op te roepen
of ons originele vergelijkingen voor te schotelen. In het precies opschrijven wat hij bedoelt
zit de schoonheid. Daarbij kent hij weinig vooroordelen en trekt hij zich niets
aan van de mening van tijdgenoten. Kortom, deze brieven aan zijn geliefde
Louise Colet zijn een verfrissing.
De brieven zijn geschreven tussen 1846 en 1854 met
halverwege een onderbreking van drie jaar. De antwoorden van Louise Colet zijn
helaas verloren gegaan. Flaubert schrijft over alledaagse zorgen, andere
schrijvers en over de worsteling met zijn grote roman Madame Bovary. Hij is
soms dagenlang bezig een paar fatsoenlijke regels op papier te krijgen, maar
zegt dat hij niet anders kan.
Natuurlijk gaan de brieven ook over Louise: “Stompzinnigheid,
egoïsme en een goede gezondheid zijn de drie noodzakelijke voorwaarden om
gelukkig te zijn. Maar de als het eerste ontbreekt, is alles verloren.”
Flaubert vervolgt met te stellen dat er nog een ander soort geluk is en verbindt
dat met wat door zijn geliefde is onthuld. Dat zijn natuurlijk fijne woorden
voor Louise om te lezen. Niet altijd is Flaubert zo complimenteus.
Zij hadden een vreemde relatie. Louise Colet was een schoonheid,
ruim 10 jaar ouder dan Flaubert. Zij was een geroemd dichteres en ging om met
kunstenaars en schrijvers. Flaubert was
erg op zijn vrijheid en teruggetrokkenheid gesteld. Louise Colet wilde hem
juist zo vaak mogelijk ontmoeten en probeerde hem steeds naar Parijs te lokken.
Flaubert leest haar vaak de les. Hij vindt dat zij zich niet
als een vrouw moet gedragen. Hij wil
zowel met haar een lichamelijke liefde delen als een intellectuele mannelijke relatie
aan gaan. Volgens Flaubert krijgen vrouwen bijna niets anders dan leugens te
horen en zijn daarom niet tegen de waarheid bestand. Zijn verwijt aan vrouwen
is vooral hun behoefte aan verdichtelijking en hij probeert Louise hiervan af
te brengen: “Stel, een man houdt van zijn linnenmeid, en hij weet dat zij dom
is, dan zal zijn genot er niet minder om zijn. Maar als een vrouw van een of
andere boerenkinkel houdt, dan is hij een miskend genie, een hoogstaande figuur
, enzovoorts, zodat ze door deze natuurlijke neiging om scheel te kijken de
waarheid niet zien wanneer die hun pad kruist.” Het gevolg is dat vrouwen
klagen over hun teleurstellingen.
Flaubert zelf zeurt ook weleens over het leven en schrijft
dan bijvoorbeeld: “Heb je soms niet het idee dat bepaalde dingen zo treurig
grotesk zijn dat je zou willen sterven om ze uit je geheugen te wissen?”
Je kunt blijven citeren uit Flaubert. Over kinderen schrijft
hij: “ … hoewel ze heel aardig zijn, houd ik niet van kleuters: ze lijken
teveel op mensen.” Over het ene verdriet dat het andere verdrijft:” Je hebt
geen last van winterhanden, als je kiespijn hebt. Blijft over het minste kwaad
te kiezen; daarin schuilt de hele wijsheid.”
Flaubert had een duidelijk elitair standpunt over kunst: “Schoonheid kan niet gepopulariseerd worden, alleen maar naar beneden gehaald, meer niet.” Kunst toegankelijk maken voor kinderen vond hij volstrekt stompzinnig.
Op een gegeven moment is hun relatie op: “Ik geloof dat wij
oud en ranzig worden; we verzuren en roeren in elkanders azijn.”
Geen opmerkingen:
Een reactie posten