vrijdag 27 september 2013

Armando – Eindelijk


Ik ben een groot liefhebber van Armando, maar had al een tijdje niks van hem gelezen. Zijn Aantekeningen over de vijand, het boek met Hans Sleutelaar over de ss’ers, Herenleed en zijn boeken over Berlijn, allemaal prachtig. Daarnaast schrijft hij gedichten, sprookjes, kinderboeken, hij maakte muziek en uiteraard beelden en schilderijen. Begrijpelijk dat er geen tijd overblijft voor stompzinnige vraaggesprekken of televisieoptredens.

De laatste jaren schrijft Armando ultrakorte verhalen. Eindelijk (uit 2009) is inmiddels zijn zesde bundel in deze reeks. De verhalen beslaan soms 1 pagina, soms een paar regels.  Meestal is onduidelijk waar en wanneer een verhaal zich afspeelt. Sommige verhalen zijn mythisch met ridders en koningen enzo.

Veel verhalen bevatten zowel dialoog als een beschouwing. Armando spreekt vaak van ‘men’ , er komen bossen in zijn verhalen voor en de Vijand is ook nooit ver weg. Armando eindigt nogal eens een verhaal met een absurde wending. Dit is de theorie, nu de praktijk van het citeren, eerst het verhaal Gelijk:

“Hij redeneerde en redeneerde, hij bezwoer, hij zwetste, hij leuterde. Ofschoon ik met een half oor luisterde, gaf ik heb gelijk, want mijn ondervinding is dat iedereen gelijk heeft. Ik soms ook “

Iets langer is het verhaal Kerfstok:

'Mag ik me bij u verbergen?'
   Ik had niet zo snel een antwoord, hij overviel me met zijn vraag. Waarom vroeg hij dat? Had ie iets op zijn kerfstok? Werd hij achtervolgd? Zaten ze hem op z'n hielen? Ik aarzelde.
   'Weet u wat,' stelde ik voor, 'ik zet een stoel buiten neer, daar kunt u op zitten en dan ga ik binnen nadenken of u zich bij mij mag verbergen.'
   Ik dacht na. M'n eerste gedachte was dat ie iets op z'n kerfstok had. Dat was een foute gedachte, want kerfstokken waren al geruime tijd afgeschaft, geen mens wist nog wat een kerfstok voorstelde. Vervolgens: werd hij achtervolgd? Er was in geen velden of wegen iemand te bekennen. Dus het leek erop dat ie niet achtervolgd werd.
   Ik begaf me naar buiten en zei: 'Nee.'
   'Ik mag me dus niet bij u verbergen?' vroeg hij hoopvol.
   'Nee', herhaalde ik.
   Hij lachte. 'Ik ben heel tevreden over u,' zei hij, 'ik zou hetzelfde gezegd hebben.'
   Ik keek hem na. Had ik juist gehandeld? Eigenlijk zei ik maar wat.

Geen opmerkingen: