De post maakte mij dit weekend blij met een
verjaardagscadeau van Patricia. Zij kent mijn interesse in bizarre
natuurverschijnselen en een bilnaad van de
teek sluit hier naadloos op aan. Helaas, in de inleiding onthult Moeliker al
dat de teek geen bilnaad heeft. Wel beschrijft hij dat de diverse
tekensoorten die voorkomen in Nederland
te onderscheiden zijn door te letten op de loop van de anale groeve. Fijn om te
weten.
Deze bundel is gevuld met korte stukjes die eerder zijn
verschenen in NRC handelsblad. Moeliker is jaren terug bekend geworden door
zijn onderzoek naar necrofiele eenden. Hij vertelt serieus-droogkomisch over
dergelijke natuurlijke ‘afwijkingen’. Met de titel van dit boek wil de uitgever
waarschijnlijk inspelen op de verwachting: “Kees Moeliker, altijd in voor een
vies verhaal, dat wordt lachen.”
Gelukkig bevat de meerderheid van de 115 stukjes ook leuke
ontdekkingen en beschrijvingen van waarnemingen: de patatmeeuw op het
Binnenwegplein, de vastgevroren ijsvogel, de merel met de kruisbek of het
kransdiertje. Komt er toevallig een week geen melding binnen of is er geen dier
in het nieuws (een tweede kamermuis, een vuurpijlmuis of een dominomus) dan
trekt Moeliker een biologieboek of tijdschrift uit de kast en weet iets
boeiends te vertellen over bijvoorbeeld kriebelmuggen. In de tropen veroorzaken
sommige soorten van deze gebochelde zwarte vliegen rivierblindheid. In
Nederland komen 17 soorten voor. Het is maar dat u het weet.
Leuk is dat Moeliker precies wil weten hoe iets in elkaar
zit. Als een aalscholver zich verslikt in een snoekbaars is het niet voldoende
te weten waar dat gebeurde en hoe groot de vis was, ook wil hij weten of er
meer gevallen bekend zijn en hoe de aalscholver precies gestikt is. Kwam het
door de breedte van de vis, of juist de lengte? Een haakje in de bek van de
snoekbaars verklaart in dit geval een
hoop. Maar het verhaal zou pas compleet zijn als de visser zich zou melden om
de ware toedracht te onthullen. Uiteraard worden alle gevonden dieren
geprepareerd en onder een uniek nummer opgeslagen.
Hoewel de meerderheid van de stukken uit interessante waarnemingen
en achterliggende verklaringen bestaat. Het meest lach ook ik om de absurde
verhalen: hoe gekker hoe beter… Er is
een bijensoort die traanvocht drinkt. Hans Bänziger is kenner van
tranendrinkende insecten. Hij voerde experimenten uit op zichzelf met een
aantal Thaise tranendrinkende bijtjes. Hij voltooide 38 drinksessies van 5 uur.
Moeliker is natuurlijk onder de indruk van zijn doorzettingsvermogen. Let op,
er bestaat ook een tranendrinkende mot, maar deze zet zijn scherpe pootjes vast
in het oog.
Necrofilie blijft toch boeiend. Moeliker beschrijft
uitvoerig de paargreep van de bruine kikker. Het vrouwtje wordt dagenlang
vastgehouden tot de bevruchting voltooid is. Dit leidt weleens tot
vergissingen, zoals een paargreep op een goudvis, een tuinkabouter en jawel een
dode soortgenoot. De foto geeft het bewijs
Moeliker heeft bewondering voor collega-biologen die
grensverleggend onderzoek doen naar bizarre details. Maria Fernanda Cardoso is
bioloog en kunstenaar. Zij onderzoekt de paringsorganen van geleedpotigen en
maakt er uitvergrote 3d afbeeldingen van. Soms is het nodig een zgn.
phalloblaster te gebruiken om de volle glorie van het orgaan te zien. Interessant!
Moeliker heeft mij met dergelijke verhalen een aantal uren
leesplezier bezorgd. Ik vind hem beter schrijven dan die andere,grappige
bioloog Midas Dekkers. Dekkers heeft ook oog voor bijzondere details maar
probeert in elke zin lollig te doen en gebruikt veel te vaak flauwe
woordspelingen. Moeliker is zowel serieuzer als vermakelijker dan Dekkers. Eén minpunt van dit boek: de foto’s zouden in kleur moeten
zijn.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten