Mark Mieras heb ik tweemaal een voortreffelijk lezing zien
geven. Ik was dus erg benieuwd naar de inhoud van dit dikke boek. In deze nieuwe editie beschrijft Mieras aan de hand van
hersenonderzoek in 42 hoofstukken met elk een thema wat er in onze hersenen
gebeurt. Het boek gaat over waarneming, gevoelens, liefde, jongeren, lachen,
stress, geluk, etc.
Elk hoofdstuk heeft een vaste opbouw. Mieras begint met een praktisch voorbeeld of een anekdote, vaak uit eigen ervaring. Als het over voeding gaat begint hij te vertellen dat zijn kinderen mogen kiezen wat zij eten op hun verjaardag. Dan ziet hij daar een patroon in (voorkeur voor vet eten bijvoorbeeld) en legt uit hoe dit komt, gezien vanuit het perspectief van de hersenen: hoe ze zijn ontstaan, wat de verschillende functies zijn, welke stoffen spelen een rol? Daarna beschrijft hij waar hersenen echt behoefte aan hebben (zoals in dit voorbeeld o.a. omega-3 en omega-6). Hij onderbouwt zijn verhaal altijd met een verwijzing naar onderzoek of een beschrijving van een experiment. De conclusie van een hoofdstuk is meestal dat wij nu meer vroeger weten wat er precies in ons hoofd gebeurt en dat dit vaak anders is dan wij dachten.
Elk hoofdstuk heeft een vaste opbouw. Mieras begint met een praktisch voorbeeld of een anekdote, vaak uit eigen ervaring. Als het over voeding gaat begint hij te vertellen dat zijn kinderen mogen kiezen wat zij eten op hun verjaardag. Dan ziet hij daar een patroon in (voorkeur voor vet eten bijvoorbeeld) en legt uit hoe dit komt, gezien vanuit het perspectief van de hersenen: hoe ze zijn ontstaan, wat de verschillende functies zijn, welke stoffen spelen een rol? Daarna beschrijft hij waar hersenen echt behoefte aan hebben (zoals in dit voorbeeld o.a. omega-3 en omega-6). Hij onderbouwt zijn verhaal altijd met een verwijzing naar onderzoek of een beschrijving van een experiment. De conclusie van een hoofdstuk is meestal dat wij nu meer vroeger weten wat er precies in ons hoofd gebeurt en dat dit vaak anders is dan wij dachten.
Veel van de hoofdstukken las is met plezier, vooral de stukken
over waarneming staan vol met leuke weetjes. Over smaakgewenning: eetgewoonten
van het kind worden door de moeder doorgegeven via de moedermelk. Over de geur
als bindmiddel. Door meer gebruik van aftershave en allerlei andere geurtjes
neemt het aantal scheidingen toe. Met onze neus kiezen we namelijk niet meer de
goede partner uit.
Interessant is het gegeven dat veel waarneming in de
hersenen zit, ook tastgevoel en zelfs spierpijn. Waarnemen is zoals Mieras
terecht stelt niet zoiets als een foto maken: het is meer het aftasten van de
wereld. De hersenen maken een constructie van de wereld om ons heen. Door
oefening en steeds betere kennis van de wereld, zijn de hersenen instaat er een
logisch geheel van te maken. Zozeer zelfs dat onze hersenen vaak eerder
reageren op iets nog voordat we er ons bewust van zijn.
Nu de kritiek. Ten eerste vond ik halverwege het boek die
strakke opbouw per hoofdstuk saai worden. Nergens treedt Mieras buiten het
domein van hersenonderzoek. Hij is geen groot verteller en steeds vaker kon ik
de conclusies al van ver zien aankomen. Ik dacht ook meer en meer tijdens het
lezen na over de dingen die hij juist niet benoemde.
Mieras ziet een bewijs voor iets als het zichtbaar is in de scanner,
bijvoorbeeld een complexe eigenschap als verlegenheid. Maar dit wil volgens mij
niet zeggen dat het gemiddelde verschil in hersenactiviteit tussen twee groepen
mensen (de ene groep verlegen, de andere groep niet) dé oorzaak is van
verlegenheid. Verschil in hersenactiviteit is naar mijn idee een weerspiegeling
van wat er gebeurt met een mens als geheel. Verlegenheid (als dit al bestaat
als een afzonderlijke eigenschap) is misschien inderdaad zichtbaar in de
hersenen, maar de activiteit in de hersenen leidt er niet toe dat iemand
verlegen is. Dit kan vele oorzaken hebben, bijvoorbeeld eenzaam opgegroeid,
gepest, een laag zelfbeeld.
Maar Mieras bekijkt alles vanuit het perspectief van de
hersenen. Dat kan soms tot vreemde conclusies leiden. Hij geeft bijvoorbeeld
geen definitie van creativiteit. Tussendoor lees je wel dat hij er van alles
onder verstaat, schilderen, nieuwe dingen bedenken, knutselen, etc. Daarna
vertelt hij wat er in de hersenen wordt gemeten en naar aanleiding hiervan ziet
hij een zeer duidelijk verschil tussen creatieve en niet-creatieve mensen. Het
verband tussen wat er gemeten wordt in
de hersenen en hoe creatief iemand zich gedraagt is daarmee niet meer van
belang. De hersenverschillen geven de definitie. Ik vind dit reductionisme te simpel als je echt wilt begrijpen wat bijvoorbeeld verlegenheid of
creativiteit is.
Bovendien ziet hij veel van deze eigenschappen heel
zwart-wit. Het onderscheid tussen mannen en vrouwen beziet hij vanuit onze
hersenen. Terwijl (zoals hij zelf schrijft) de onderlinge verschillen binnen een
groep mannen of binnen een groep vrouwen groter zijn dan de verschillen per
geslacht. Gemiddeld loopt een man harder, maar niet elke man loopt harder dan
elke vrouw. Toch besluit Mieras dit onderwerp met het cliché van Mars en Venus:
vrouwen hebben een set eigenschappen, mannen een andere set.
De sociale context speelt in zijn boek geen rol. Iemand
aantrekkelijk vinden weten we in enkele seconden. Dat kun je meten. Maar dit is
niet het enige wat onze partnerkeuze bepaalt. Allerlei sociale oorzaken zijn
volgens mij even belangrijk. De meeste mensen trouwen binnen hun eigen
leeftijdsgroep of sociale klasse of zijn gevoelig voor rijkdom, een aantrekkelijk
uiterlijk, etc. Dit kun je indirect waarschijnlijk ook weer tot activiteiten in
de hersenen herleiden, maar daarmee verklaar je niet uitsluitend een zo complex
verschijnsel als partnerkeuze.
Nog een voorbeeld. Spiegelneuronen geven aan of je voor
iemand medelijden voelt of niet. Op deze wijze kun je een sadist onderscheiden
van een niet-sadist. Alsof je dit niet kunt aflezen uit iemands
levensbeschrijving, maar dit terzijde. Dat mensen sadist kunnen worden onder
extreme omstandigheden zoals een oorlogssituatie lees je echter niet uit de
hersenen.
Ook culturele verschillen zijn nauwelijks van belang voor
het hersenonderzoek. Als Mieras schrijft over Japanse onderzoekers die jaloezie
meten in de hersenen vraag ik mij meteen af of Japanners daar hetzelfde onder
verstaan als Nederlanders.
Al met al viel ‘Ben ik dat?’ wat tegen. Dit komt ook doordat ik veel leuke anekdotes over hersenonderzoek al eerder gelezen had. Iemand als Douwe Draaism kan er veel boeiender over vertellen.
Al met al viel ‘Ben ik dat?’ wat tegen. Dit komt ook doordat ik veel leuke anekdotes over hersenonderzoek al eerder gelezen had. Iemand als Douwe Draaism kan er veel boeiender over vertellen.
Tot slot nog twee opmerkingen. In de hoofdstukken over eten,
drank, drugs en sporten is Mieras soms wat moralistisch. Hij geeft aan wat wij
weten dat goed is voor de hersenen. Fout voedsel of een slechte leefgewoonte is
voor hem slecht omdat het een paar IQ-punten kan schelen. Alsof een hoog IQ het
allerbelangrijkste in je leven is.
Een tweede slotopmerking: ik werd er soms niet goed van te lezen over apen die in scanners worden gelegd of over muizen die
stroomstoten krijgen. Gelukkig
wordt er de laatste jaren iets beter met dieren omgegaan. Bovendien zijn er
mensen, waaronder Mark Mieras, die zichzelf als proefkonijn aanbieden.
1 opmerking:
Hoi Alek, een mooie bespreking! Ik kan meteen dit boek van Mark Mieras wegstrepen van de lijst nog te lezen boeken. Waar een bespreking al niet handig voor kan zijn. Groetjes, Erik
Een reactie posten