zaterdag 28 september 2013

Mark Mieras – Ben ik dat?


Mark Mieras heb ik tweemaal een voortreffelijk lezing zien geven. Ik was dus erg benieuwd naar de inhoud van dit dikke boek. In deze nieuwe editie beschrijft Mieras aan de hand van hersenonderzoek in 42 hoofstukken met elk een thema wat er in onze hersenen gebeurt. Het boek gaat over waarneming, gevoelens, liefde, jongeren, lachen, stress, geluk, etc.

Elk hoofdstuk heeft een vaste opbouw. Mieras begint met een praktisch voorbeeld of een anekdote, vaak uit eigen ervaring.  Als het over voeding gaat begint hij te vertellen dat zijn kinderen mogen kiezen wat zij eten op hun verjaardag. Dan ziet hij daar een patroon in (voorkeur voor vet eten bijvoorbeeld) en legt uit hoe dit komt, gezien vanuit het perspectief van de hersenen: hoe ze zijn ontstaan, wat de verschillende functies zijn, welke stoffen spelen een rol? Daarna beschrijft hij waar hersenen echt behoefte aan hebben (zoals in dit voorbeeld o.a. omega-3 en omega-6). Hij onderbouwt zijn verhaal altijd met een verwijzing naar onderzoek of een beschrijving van een experiment. De conclusie van een hoofdstuk is meestal dat wij nu meer vroeger weten wat er precies in ons hoofd gebeurt en dat dit vaak anders is dan wij dachten.

Veel van de hoofdstukken las is met plezier, vooral de stukken over waarneming staan vol met leuke weetjes. Over smaakgewenning: eetgewoonten van het kind worden door de moeder doorgegeven via de moedermelk. Over de geur als bindmiddel. Door meer gebruik van aftershave en allerlei andere geurtjes neemt het aantal scheidingen toe. Met onze neus kiezen we namelijk niet meer de goede partner uit.

Interessant is het gegeven dat veel waarneming in de hersenen zit, ook tastgevoel en zelfs spierpijn. Waarnemen is zoals Mieras terecht stelt niet zoiets als een foto maken: het is meer het aftasten van de wereld. De hersenen maken een constructie van de wereld om ons heen. Door oefening en steeds betere kennis van de wereld, zijn de hersenen instaat er een logisch geheel van te maken. Zozeer zelfs dat onze hersenen vaak eerder reageren op iets nog voordat we er ons bewust van zijn.

Nu de kritiek. Ten eerste vond ik halverwege het boek die strakke opbouw per hoofdstuk saai worden. Nergens treedt Mieras buiten het domein van hersenonderzoek. Hij is geen groot verteller en steeds vaker kon ik de conclusies al van ver zien aankomen. Ik dacht ook meer en meer tijdens het lezen na over de dingen die hij juist niet benoemde.

Mieras ziet een bewijs voor iets als het zichtbaar is in de scanner, bijvoorbeeld een complexe eigenschap als verlegenheid. Maar dit wil volgens mij niet zeggen dat het gemiddelde verschil in hersenactiviteit tussen twee groepen mensen (de ene groep verlegen, de andere groep niet) dé oorzaak is van verlegenheid. Verschil in hersenactiviteit is naar mijn idee een weerspiegeling van wat er gebeurt met een mens als geheel. Verlegenheid (als dit al bestaat als een afzonderlijke eigenschap) is misschien inderdaad zichtbaar in de hersenen, maar de activiteit in de hersenen leidt er niet toe dat iemand verlegen is. Dit kan vele oorzaken hebben, bijvoorbeeld eenzaam opgegroeid, gepest, een laag zelfbeeld.

Maar Mieras bekijkt alles vanuit het perspectief van de hersenen. Dat kan soms tot vreemde conclusies leiden. Hij geeft bijvoorbeeld geen definitie van creativiteit. Tussendoor lees je wel dat hij er van alles onder verstaat, schilderen, nieuwe dingen bedenken, knutselen, etc. Daarna vertelt hij wat er in de hersenen wordt gemeten en naar aanleiding hiervan ziet hij een zeer duidelijk verschil tussen creatieve en niet-creatieve mensen. Het verband tussen wat er  gemeten wordt in de hersenen en hoe creatief iemand zich gedraagt is daarmee niet meer van belang. De hersenverschillen geven de definitie. Ik vind dit reductionisme te simpel als je echt wilt begrijpen wat bijvoorbeeld verlegenheid of creativiteit is.

Bovendien ziet hij veel van deze eigenschappen heel zwart-wit. Het onderscheid tussen mannen en vrouwen beziet hij vanuit onze hersenen. Terwijl (zoals hij zelf schrijft) de onderlinge verschillen binnen een groep mannen of binnen een groep vrouwen groter zijn dan de verschillen per geslacht. Gemiddeld loopt een man harder, maar niet elke man loopt harder dan elke vrouw. Toch besluit Mieras dit onderwerp met het cliché van Mars en Venus: vrouwen hebben een set eigenschappen, mannen een andere set.

De sociale context speelt in zijn boek geen rol. Iemand aantrekkelijk vinden weten we in enkele seconden. Dat kun je meten. Maar dit is niet het enige wat onze partnerkeuze bepaalt. Allerlei sociale oorzaken zijn volgens mij even belangrijk. De meeste mensen trouwen binnen hun eigen leeftijdsgroep of sociale klasse of zijn gevoelig voor rijkdom, een aantrekkelijk uiterlijk, etc. Dit kun je indirect waarschijnlijk ook weer tot activiteiten in de hersenen herleiden, maar daarmee verklaar je niet uitsluitend een zo complex verschijnsel als partnerkeuze.

Nog een voorbeeld. Spiegelneuronen geven aan of je voor iemand medelijden voelt of niet. Op deze wijze kun je een sadist onderscheiden van een niet-sadist. Alsof je dit niet kunt aflezen uit iemands levensbeschrijving, maar dit terzijde. Dat mensen sadist kunnen worden onder extreme omstandigheden zoals een oorlogssituatie lees je echter niet uit de hersenen.

Ook culturele verschillen zijn nauwelijks van belang voor het hersenonderzoek. Als Mieras schrijft over Japanse onderzoekers die jaloezie meten in de hersenen vraag ik mij meteen af of Japanners daar hetzelfde onder verstaan als Nederlanders.

Al met al viel ‘Ben ik dat?’ wat tegen. Dit komt ook doordat ik veel leuke anekdotes over hersenonderzoek al eerder gelezen had. Iemand als Douwe Draaism kan er veel boeiender over vertellen.

Tot slot nog twee opmerkingen. In de hoofdstukken over eten, drank, drugs en sporten is Mieras soms wat moralistisch. Hij geeft aan wat wij weten dat goed is voor de hersenen. Fout voedsel of een slechte leefgewoonte is voor hem slecht omdat het een paar IQ-punten kan schelen. Alsof een hoog IQ het allerbelangrijkste in je leven is.

Een tweede slotopmerking: ik werd er soms niet goed van te lezen over apen die in scanners worden gelegd of over muizen die stroomstoten krijgen. Gelukkig wordt er de laatste jaren iets beter met dieren omgegaan. Bovendien zijn er mensen, waaronder Mark Mieras, die zichzelf als proefkonijn aanbieden.

1 opmerking:

Erik Scheffers zei

Hoi Alek, een mooie bespreking! Ik kan meteen dit boek van Mark Mieras wegstrepen van de lijst nog te lezen boeken. Waar een bespreking al niet handig voor kan zijn. Groetjes, Erik