dinsdag 24 september 2013

Marten Toonder – De Slijtmijt


Marten Toonder werd 100 jaar geleden geboren. Vandaar dat 2012 is uitgeroepen tot Marten Toonder-jaar.  Deze uitgave, een crisis-editie, zal daar allicht mee te maken hebben. De Slijtmijt is een van de betere Bommel-verhalen (ik heb het al verschillende malen gelezen) en volgens de schrijver van het voorwoord, Maarten Schinkel, is het verhaal uit 1970 nu actueler dan ooit.

De opbouw van een Bommelverhaal is altijd hetzelfde: Bommel maakt iets bijzonders mee (een ontmoeting, een raar verschijnsel), hij voelt zich geroepen om daadkrachtig op te treden, maar werkt zich al snel in de nesten. Uiteindelijk lost Tom Poes de ontstane problemen op en eindigt het verhaal in een feestmaal. De bijfiguren geven extra dimensies aan een verhaal. In de Slijtmijt zijn dit naast Kwetal, Pee Pastinakel en prof. Prlwytzkofski, de leden van de bovenste tien, met name Amos W. Steinhacker (AWS, “en noem mij geen meneer, wie denk je dat je voor je hebt”). Net als in het bekende verhaal ‘De Bovenbazen’ wordt voorgesteld dat de economie van Rommeldam wordt geleid door een klein aantal rijke mannen die uit pure verveling wat aandelen met elkaar uitwisselen.

In De Slijtmijt lezen we dat AWS zich zorgen maakt dat er te weinig wordt versleten, wat slechts is voor de economie. De slijtmijt duikt op in het verhaal: een pratend insect dat leeft van beton, plastic, blik e.d., maar gruwt van natuurlijke stoffen en groen. AWS ziet in het handelen van Bommel (OBB) een ragfijn economisch spel om hem buiten spel te zetten. Bommel zelf is zich van geen kwaad bewust en terwijl er gebouwen instorten en de natuur verwoest dreigt te worden, wil hij alleen maar goed doen. De misverstanden over en weer zijn erg sterk. Uiteindelijk lost Tom Poes het natuurlijk op, geholpen door een dosis toeval.

Interessant is dat een eerdere oplossing van  Bommel, namelijk het aanleggen van meer groen, van de hand wordt gewezen. Dit zou dé oplossing zijn, maar onhaalbaar; liever laat men de hele betonnen stad tot stof vergaan. Door een toevalligheid, slijtmijten kunnen niet tegen de kou, overleeft Rommeldam deze ramp.

Tot slot kwam ik in dit verhaal een leuk voorbeeld tegen van cryptomnesie - het onbewust toe-eigenen van andermans ideeën (zie Het vergeetboek van Douwe Draaisma). Tom Poes zegt dat Kwetal, die de beestjes heeft gefokt, ze slijtmijten noemde. Bommel antwoord: “Val me niet in de rede…Ik heb die insektjes, die slijtmijten zoals ik ze noemen zal, gevonden en verpleegd.”

Geen opmerkingen: