En dan nog iets, de tweede bundel van Paulien Cornelisse
had ik wel gelezen, haar eerste boek nog niet. De keuze in de kampwinkel, als
je eens iets anders wilt lezen dan Russische kost, is erg beperkt. Dit is de zesentwintigste druk uit augustus 2010. Dus al tweeënhalf jaar lag Taal is zeg maar echt mijn
ding te wachten in de supermarkt, veilig verpakt in plastic.
Nu de inhoud. Cornelisse ziet taaltrends en bespreekt deze
op een geestige manier. Maar waar heb ik het over: iedereen heeft dit boekje al
gelezen. Zij is op haar best als ze het heeft over modewoorden of uitdrukkingen
als duh, best wel ,goeiemoggel, en alles…
Ik moest erg lachen bij het
stukje over de typische Nederlandse gewoonte om op vakantie vooral te moeten
genieten. Het voortdurend uitroepen van clichés als ‘Mensen dit is toch leven’
en ‘dat is genieten!’ maakt mij inderdaad ook erg treurig. Na een groepsreis
door Afrika: “De mensen zijn arm hier, maar op een andere manier zo rijk! Want
de mensen hadden hier de ruimte en lachten allemaal zo vriendelijk. En waren
oprecht dankbaar als je ze een ballpoint gaf.” Ja, dat is genieten.
Het leukste modewoord dat wat haar betreft direct mag
terugkeren is smurfen. Helemaal mee eens. Het woord smurf moet veel meer gesmurft
worden. Een grote ergernis deel ik ook met Cornelisse, namelijk het om
onbegrijpelijke redenen uitspreken van het woord Olympisch als Olumpisch. Als Matthijs
van Nieuwkerk dit weer eens doet grijp ik altijd meteen naar de zapper.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten