Dit boek uit 1984 zag ik weleens staan, maar heb het nooit
ingekeken, vreemd. Deze week toch maar gekocht. Het gaat over de
stadsvernieuwing en bevat foto’s en teksten, o.a. van Deelder en Bob den Uyl. Sommige foto’s , bijvoorbeeld van Peter Martens of Robert de
Hartogh, tonen de meest troosteloze achterkant van de Rotterdamse
stadsvernieuwing: mooi is het wel. De
foto’s laten ook zien dat Rotterdam er aardig op vooruit is gegaan de afgelopen
28 jaar.
Deelder gaat tekeer tegen ideeën van eind jaren veertig over
Rotterdam in het jaar 2000. Alles zou er dan schoner, mooier en ordelijker uit
(moeten) zien. Deelder heeft een andere mening. Hij gaat helemaal los op de truttigheid van
welzijnswerkers en de wereldvreemdheid van ambtenaren en maakt zich kwaad over
onderwerpen als het verdwijnen van de hoerenbuurt op de Kaap en het plan om
Sparta te laten fuseren met Feijenoord. Dit laatste plan kon ik mij niet meer
herinneren. Veel van wat Deelder schrijft is nog actueel, maar hij heeft er wel
veel woorden voor nodig. Aan het eind schrijft hij: “Ik nok ermee. Die 6000
woorden heb ik allang.”
Het stuk van Bob den Uyl is grappiger dan Deelders tirade.
Een serieus punt van den Uyl is het slopen na de oorlog. Meteen na het
bombardement begon dit al. Panden die nauwelijks beschadigd waren, werden met
de grond gelijk gemaakt om de stadsplanning goed uit te kunnen voeren. De half
ingestorte Laurenskerk werd echter volledig gerestaureerd en stond decennia in
de steigers. Na de oorlog werden kerken in rap tempo afgebroken, zoals de Koninginnekerk
in Crooswijk. Wat ook mij al was opgevallen is dat op veel van deze plekken
vervolgens bejaardenhuizen verrijzen. Via de kerk naar het bejaardenhuis en
vervolgens je kist in. Er zit beslist een gedachte achter.
Bob den Uyl prikt de mythe van de wederopbouw door: deze was
niet snel en niet planmatig. De eerste vijf jaar na de oorlog werd er amper
gebouwd, de opbouw van de haven had voorrang. En ondanks uitgewerkte plannen die
al snel op tafel kwamen bouwde men vooral willekeurig de stad vol en zocht naar
noodoplossingen voor actuele problemen. Het resultaat is nog steeds zichtbaar.
Is dit erg? Nee, ik vind van niet.
De tweede wet van Bob den Uyl is hier van toepassing. Deze
wet luidt dat voorwerpen zich ontwikkelen naar de meest ideale vorm, deze wordt
even gehandhaafd en vervolgens weer verlaten. “En het treurige is dat de
dichtste benadering van de ideale vorm van vele zaken en dingen reeds achter
ons ligt.” Dit geldt ook voor Rotterdam. Pogingen om in korte tijd een ideale
stad op te bouwen is een illusie gebleken: “de illusie van gisteren.”
Bob den Uyl verhaalt over zijn eigen pogingen de stad te
veranderen. Hij sluit zich aan bij de actiegroep in zijn woonwijk. Deze groep
is overal op tegen. Waar de gemeente groen willen, willen zij parkeerplaatsen,
waar de gemeente parkeerplaatsen wil, willen zij kinderspeelplaatsen,
enzovoorts. Den Uyl wordt bestuurslid, maar houdt zich stil. Voorstellen worden
unaniem aangenomen en inspraak is er niet. Na afloop van elke vergadering komen
de flessen op tafel. De actiegroep vraagt subsidie aan. Als zij dit meteen
krijgen zijn ze toch weer boos. Het wordt als een poging gezien hen om te
kopen. Zij blijven tegen!
Wanneer de voorzitter het aanlegt met een ander bestuurslid
en de secretaris daar weer jaloers op is, verdwijnen de flessen na de
vergadering van tafel. Bob den Uyl verhuist even later naar een andere wijk en
bedankt voor zijn functie. Later komt hij nog eens in zijn oude buurt. De
geëiste kinderspeelplaats is er gekomen, maar ligt er troosteloos bij.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten