woensdag 25 september 2013

Douwe Draaisma – Ontregelde geesten


In dit boek van een paar jaar geleden bespreekt Draaisma een aantal ziekten die vernoemd zijn naar personen, de arts, psychiater of neuroloog. Hij behandelt zowel de onderzochte gevallen, de onderzoekers als de geschiedenis van de ziekte. De meeste naamgevers komen uit de tweede helft 19de eeuw. Met de kennis van nu wordt er vaak anders tegen de ziekte aangekeken.
In 13 hoofdstukken passeren Parkinson, Korsakov, Lombroso, Alzheimer, Asperger, e.d. de revue, maar ook meer onbekende afwijkingen. Bij het syndroom van Bonnet ziet de patiënt levensechte beelden van mensen en voorwerpen aan zich voorbijtrekken, soms vergroot, soms juist heel klein, maar wel in verhouding. Het verschijnsel is nog niet verklaard. Het is geen oogafwijking, geen hallucinatie en er is ook geen aftakeling in de hersenen te vinden. De patiënt heeft meestal wel in de gaten dat de beelden niet echt zijn.

Eigenaardig is het syndroom van Capgras. Hierbij denkt de patiënt dat bekenden in zijn of haar omgeving zijn vervangen door dubbelgangers, en deze worden ook wel vervangen door weer andere dubbelgangers. Heel tragisch, omdat alle vertrouwen in de directe omgeving wegvalt en vergaande paranoia iemand heel verdrietig kan maken. Grappig vond ik wel dat iemand verwonderd was dat ze erin geslaagd waren zulke levensechte dubbelgangers te vinden. Ook voor dit syndroom is nog geen verklaring gevonden.

Gilles de La Tourette is redelijk bekend; minder bekend is dat hij een uiterst lelijke man was en dat hijzelf tragisch aan zijn einde is gekomen. Hij gedroeg zich steeds vreemder, was niet meer te handhaven en moest in zijn eigen kliniek worden opgenomen. Hij is niet de enige naamgever in dit boek die zo geëindigd is.

Het syndroom van Clérambault is wel het meest bizar. In lichte vorm denken mensen dat een ander op hen verliefd is. Dit kan stalken en zelfs moord tot gevolg hebben. Clérambault zelf onderzocht een aantal vrouwen die een onbedwingbare neiging hadden om zijden te stelen, waarmee zij zich acuut, desnoods in het openbaar, moesten bevredigen. Dit herhaalde zich vaker zodat de politie er vaak aan te pas kwam. In twee gevallen hadden de vrouwen vooraf ether gedronken om  in de juiste stemming te geraken. Een van deze vrouwen had daarna om de lucht te maskeren rum gedronken. Om de lucht van rum weer  te verdrijven had zij tenslotte witte wijn genomen. Clérambault was zelf ook een rare. Hij vereenzaamde sterk aan het eind van zijn leven. Na zijn dood bleek hij ook stoffen te verzamelen en hij liet een collectie van 4.000 zelf in Noord-Afrika geschoten foto’s van gesluierde vrouwen na. Ik bedoel. Zijn interesse voor zijde kwam niet uit de lucht vallen.

Interessant zijn de instrumenten die werden ontwikkeld als therapie of meetinstrument, zoals de schudstoel voor Parkinsonpatiënten, de carnioplagiometer en diverse snijmachines om zo dun mogelijke plakjes van de hersenen af te snijden voor onderzoek. Lombroso stelde zichzelf na zijn dood beschikbaar. In het museum van Turijn is o.a. zijn hoofd op sterk water te bewonderen.

Tot slot, een anekdote over de bestrijding van de ziekte Korsakov. Men had ontdekt dat een tekort aan vitamine B1 de veroorzaker was en artsen stelden heel praktisch voor om deze vitamine aan bier toe te voegen. Er was helaas geen draagvlak voor. Bierbrouwers twijfelden aan het verband tussen Korsakov en deze vitamine want Korsakov-patiënten  zijn slechte informaten over hun eigen drankverleden, gezien hun geheugenverlies.

In het laatste hoofdstuk gaat Draaisma in op de maatschappelijke bepaaldheid van diverse ziekten.  Syndromen werden 100 jaar terug kenmerkend geacht voor vrouwen of voor mannen en werden in geval van vrouwen benoemd in termen als hysterie en degeneratie. Natuurlijk zat hier een algemeen beeld van vrouwen achter als het ‘zwakke geslacht’. Pas later werden ook mannelijke gevallen van bijvoorbeeld Clérambault gevonden. Op dezelfde manier werden niet-westerse volkeren weggezet in termen van ontwikkelingsachterstand, degeneratie e.d. De hele schedelmeetkunde, een vrij serieuze wetenschap een eeuw terug, was gebaseerd op dergelijke vooroordelen.

Eenzelfde leed hebben vooroordelen in de 20ste eeuw op basis van de alom aanvaarde psychoanalyse gebracht. Asperger, Gilles de La Tourette en andere aandoeningen werden bijvoorbeeld geduid als een tekort aan moederliefde. De schuld lag bij de moeder.

Een taaier vooroordeel is de tegenstelling tussen de linker- en rechter hersenhelft. Rechts zou de ratio huizen, links het gevoel, de driften, e.d. Vrouwen en niet–westerlingen zouden een beter ontwikkelde rechterhersenhelft hebben, blanke westerse mannen zouden meer vanuit de linkerhelft denken. Flauwekul, maar je moet de mensen de kost geven die dit graag geloven, alsof ratio en gevoel een tegenstelling is. Na alle ziektegeschiedenissen verbaas ik mij er wel over dat er nog normale mensen bestaan, is dit zo? En waar worden deze normalen geclassificeerd in DSM 5?

Geen opmerkingen: