Ik ben niet zo’n fan van Adriaan Morriën. De bundel Waarom
ik geen Dante-specialist ben geworden kocht ik louter om de titel. Deze
verzamelbundel zag er wel aardig uit en kostte bijna niets. Er staan stukken in
die gaan over zijn jeugd, over zijn schrijverschap en vele pagina’s zijn gevuld
met losse gedachtes en anekdotes. Hij schrijft veel over ontmoetingen met
andere schrijvers uit de tijd net voor en na de oorlog. De mijmeringen vind ik
niet zo interessant. Morriën is dromer en heeft een wat natte belangstelling
voor vrouwen en meisjes. Hij is geen groot waarnemer. Zelden beweert hij iets
waarvan je achterover valt. Zijn stijl is ook niet erg bijzonder.
Aardig vond ik zijn jeugdherinneringen uit IJmuiden: klein
huisje, christelijke ouders, beklemmende sfeer. Helaas, juist wanneer ik in een
verhaal van hem zit en er meer over wil lezen, springt hij over naar een ander
onderwerp. Zijn ouders beschrijft hij te kort, hij noemt een dodelijke ziekte
die hij had, maar zegt er verder weinig over. Eerste verliefdheden,
moederbinding, het blijft allemaal veilig aan de oppervlakte.
Een ander leuk deel van dit boek zijn interviews met schrijvers.
Dan lees je af en toe wel iets opmerkelijks. Jan Hanlo, als Morriën vraagt naar
zijn verzameling gemberpotten: ”Ja, maar het is er bij één gebleven. Kijk hier
is ie. Ik vind hem wel mooi. Ik zet er bloemen in. Ik kots er weleens in als ik
misselijk ben en nu zit er een touw in.” Leo Vroman: ” Ik vind het een eer en
een voorrecht een deel van de werkelijkheid te zijn”. De merkwaardige figuur Albert Vigoleis
Thelen, over zijn pessimisme: ”De eerste seconden na het ontwaken moet ik
altijd eerst wennen aan de afschuwelijke gedachte dat ik leef.”
Adriaan Morriën vindt de mensen aardig en interessant. Ik
vraag mij wel af wat mensen zoals Thelen van hem vonden. Morriën is soms wat
naïef. Hij denkt bijvoorbeeld dat Van Oorschot een betrouwbare man is, want hij
laat zijn zaken door zijn eigen accountant controleren.
Er is natuurlijk één persoon waar hij een bloedhekel aan
heeft en dat is W.F. Hermans. Het pamflet uit 1954 ‘De gruwelkamer van W.F.
Hermans’ is al vaker door Morriën uitgegeven. Kennelijk vond hij het een
belangrijk stuk. Hij draaft er lekker helemaal in door, de emotie spat er voor
de verandering van af. Hij maakt Hermans uit voor laf, gemeen, ziek,
kleinzielig, een fascist, et cetera. Hij psychologiseert erop los over
vaderbinding en schrijven als wraakoefening. Jammer is dat het weinig humorvol
geschreven is en qua stijl niet te vergelijken is met de manier waarop Hermans
iemand soms neersabelde.
Tor slot heeft Morriën aan het eind van dit boek voor Frida
Vogels wat kleinerende opmerkingen. De kans is groot dat hij dit zelf niet eens
besefte toen hij het opschreef. Het was denk ik zijn gewone manier waarop hij
vrouwen beoordeelde. Voorlopig koop ik maar geen boek meer van Adriaan Morriën.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten