Ik las over Bergman in de literair-historische wandeling van
Jan Oudenaarden en Rien Vroegindeweij die door Kralingen voert. Niet lang
daarna zag ik deze privé-domein bij Atlas in de Zaagmolenstraat liggen. Elsje
heeft niet veel verstand van prijzen: sommige boeken biedt zij veel te duur
aan. ‘De tijd te lijf’ was echter een koopje.
Bergman groeide op in een streng christelijk milieu. Er werd
niet gelezen in het gezin en vooral voor slechte boeken werd gewaarschuwd. Maar
“ langzaam aan groeide het begrip dat ik werd voorgelicht door volslagen
idioten. Vanaf die tijd begon ik uitsluitend slechte boeken te lezen en voelde
mij met de dag beter.”
De moraal in het gezin was dat je je tijd nuttig diende te
besteden: hard werken, geld op de bank en
zuinige vrouwen. Bergman geeft van zulk leven een prachtige beschrijving
die ermee eindigt dat in verbijstering de laatste adem wordt uitgeblazen:
“moeten we nu al weg. En het werk voor morgen dan.”
Bergman woonde een groot deel van zijn jeugd in het
vooroorlogse Kralingen, waar zijn ouders een kruidenierswinkel hadden. De
bibliotheek in het centrum van Rotterdam was voor hem een openbaring. Maar er
bestonden toen in de directe omgeving van zijn ouderlijk huis wel zeven
uitleenbibliotheken met een diversiteit aan boeken en uitleentarieven. Hij somt
ze allemaal op.
Het eerste deel van deze memoires gaan over Bergmans jeugd.
Daarna krijgt het boek een andere wending. In het hoofdstuk reiskoorts geeft
hij flarden van gedachten, beschrijvingen van kleine gebeurtenissen die te
maken hebben met de reizen die hij maakte. Hij noemt geen jaartallen, vaak geen
plaatsen en springt van het ene onderwerp over op het andere. Het lijkt los
zand maar Bergman kan uitstekend schrijven. Hij is vaak zeer cynisch en heeft
weinig op met zijn medemensen. En hij twijfelt aan zijn eigen beweegredenen:
“Wat doe ik hier. Waarom blijf ik niet gewoon thuis… in deze lekkende rottent …
Een koopje zei de vorige eigenaar, zijn strot dichtknijpen zou je hem.”
De volgende hoofdstukken heten: Mijzelf, Anderen, Leven en
Dood. De bespiegelingen en gedachten worden tijdlozer. Er is weinig waar
Bergman plezier aan beleefd. Licht amusement, uitstapje, pretparken, hij heeft
er niks mee. De omgang met mensen gaat stroef. Hij haat honden, popmuziek,
spelletjes, etc .etc. etc. “Altijd sta ik hoofdschuddend aan de kant bij het
plezier van anderen.”
Bergmans stijl is schitterend. Je weet niet waar zijn gezeur
en gedachten heen gaan, toch blijf je geboeid doorlezen. Tussen langere
paragrafen staan er op elke pagina losse
zinnen. Je kunt hem eindeloos citeren: “Leven, de tocht van een gek in een door
gekken ontworpen gekkenhuis.” Aan het eind van zijn memoires toe (het hoofdstuk
Dood) wordt hij erg zwaarmoedig. Op elke pagina gaat het over begraafplaatsen,
de hoogste tijd of hij staat aan de rand van een groeve. Hier lees je de nodige
tegeltjeswijsheden: “De klok en het hart tikken hetzelfde verhaal.” Of op de
een na laatste pagina: “Leven , het verzendhuis van de dood.”
Geen opmerkingen:
Een reactie posten