zaterdag 28 september 2013

Isaac Bashevis Singer – Het hof van mijn vader


Het vervolg op dit boek - Meer verhalen van het hof van mijn vader - heb ik vorig jaar gelezen. Deze eerste bundel is beter. Nobelprijswinnaar Singer  groeide op in Polen. De verhalen spelen zich af aan het begin van de twintigste eeuw in het Joodse milieu van Warschau. De vader van Singer is een rabbi. Mensen kloppen bij hem aan voor raad, maar hij is weinig werelds. De oplossing voor alle vragen zoekt hij in de Thora.


Het hof van mijn vader is een verhalenbundel, maar het zijn geen losse verhalen. Halverwege ontstaat er een chronologie. Een beetje gekke zuster wordt uitgehuwelijkt en verhuist naar Antwerpen. Een opstandige broer gaat het huis uit. In de laatste hoofdstukken is de familie zonder de vader verhuisd naar het dorp van de moeder: Bilgoraj.

De ouders zijn buitengewoon vroom. Singer vertelt hoe zij elkaar hebben ontmoet. Zij zouden worden uitgehuwelijkt maar de vader was nogal huiverig voor de toekomstige schoonvader, die als een tiran heerste over Bilgoraj. Hij was zo orthodox dat hij zelfs het Chassidisme (een ultraorthodoxe stroming) onrein vond. Maar de moeder was toen al 16 en stond bekend om haar wijsheid en geleerdheid. Zo’n kans kon je dus niet laten lopen!

Als vrome rabbi was het niet de bedoeling dat je naar vrouwen keek. Maar Singers vader was hierin zo streng dat het hem geregeld in gezelschap overkwam een ander dan zijn eigen vrouw voor zich te hebben.

De verhalen van Singer staan bol van joodse woorden een gebruiken, zoals het mooie  tisjebov. Vandaag is het tisjebov, de dag der verwoesting. Het idee van de zesendertig verborgen rechtvaardigen (de lamed vav)  vind ik ook goed. Zonder deze 36 zou god de wereld vernietigen, maar niemand weet wie zij zijn, zijzelf weten het ook niet. Regelmatig suggereert de vader – wanneer hij te maken heeft met een zeer bescheiden en goed iemand – dat dit één van de 36 zou kunnen zijn.

In het boek komen voortdurend merkwaardige figuren voor, soms bijzonder wereldvreemd zoals Rebe Moisje Ba-ba-ba. Voor hem was het een enorme onderneming om de studeerkamer van de vader te bereiken. Bij de poort stonden namelijk wereldse vrouwen, alleen erlangs gaan was onmogelijk. Dit kon slechts onder begeleiding van een man of jongen. De kleine Singer moest de arme man dus altijd langs deze bakkersmeiden heen loodsen.

De verhalen uit Het hof van mijn vader spelen zich af in jaren tien en twintig. In de jaren dertig is hij verhuisd naar Amerika. De verschrikkingen van de Tweede wereldoorlog komen niet voorbij. Warschau tijdens de eerste wereldoorlog was ook geen pretje om te wonen. Eerst kwamen de Russen, toen de Duitsers.  De Russen lieten de stad niet netje opgeruimd achter, maar bliezen bijvoorbeeld alle bruggen op. Een enkele keer verwijst Singer wel vooruit naar de holocaust. Als hij zijn vele familieleden in Bilgoraj beschrijft komt Samson voorbij: ‘Samson - de enige die de holocaust zou overleven – was even oud als ik en had donker haar.’

Geen opmerkingen: