Het vervolg op dit boek - Meer verhalen van het hof van mijn
vader - heb ik vorig jaar gelezen. Deze eerste bundel is beter.
Nobelprijswinnaar Singer groeide op in
Polen. De verhalen spelen zich af aan het begin van de twintigste eeuw in het
Joodse milieu van Warschau. De vader van Singer is een rabbi. Mensen kloppen
bij hem aan voor raad, maar hij is weinig werelds. De oplossing voor alle
vragen zoekt hij in de Thora.
Het hof van mijn vader is een verhalenbundel, maar het zijn
geen losse verhalen. Halverwege ontstaat er een chronologie. Een beetje gekke
zuster wordt uitgehuwelijkt en verhuist naar Antwerpen. Een opstandige broer
gaat het huis uit. In de laatste hoofdstukken is de familie zonder de vader
verhuisd naar het dorp van de moeder: Bilgoraj.
De ouders zijn buitengewoon vroom. Singer vertelt hoe zij
elkaar hebben ontmoet. Zij zouden worden uitgehuwelijkt maar de vader was nogal
huiverig voor de toekomstige schoonvader, die als een tiran heerste over
Bilgoraj. Hij was zo orthodox dat hij zelfs het Chassidisme (een ultraorthodoxe
stroming) onrein vond. Maar de moeder was toen al 16 en stond bekend om haar
wijsheid en geleerdheid. Zo’n kans kon je dus niet laten lopen!
Als vrome rabbi was het niet de bedoeling dat je naar
vrouwen keek. Maar Singers vader was hierin zo streng dat het hem geregeld in
gezelschap overkwam een ander dan zijn eigen vrouw voor zich te hebben.
De verhalen van Singer staan bol van joodse woorden een
gebruiken, zoals het mooie tisjebov.
Vandaag is het tisjebov, de dag der verwoesting. Het idee van de zesendertig
verborgen rechtvaardigen (de lamed vav)
vind ik ook goed. Zonder deze 36 zou god de wereld vernietigen, maar
niemand weet wie zij zijn, zijzelf weten het ook niet. Regelmatig suggereert de
vader – wanneer hij te maken heeft met een zeer bescheiden en goed iemand – dat
dit één van de 36 zou kunnen zijn.
In het boek komen voortdurend merkwaardige figuren voor,
soms bijzonder wereldvreemd zoals Rebe Moisje Ba-ba-ba. Voor hem was het een
enorme onderneming om de studeerkamer van de vader te bereiken. Bij de poort
stonden namelijk wereldse vrouwen, alleen erlangs gaan was onmogelijk. Dit kon
slechts onder begeleiding van een man of jongen. De kleine Singer moest de arme
man dus altijd langs deze bakkersmeiden heen loodsen.
De verhalen uit Het hof van mijn vader spelen zich af in
jaren tien en twintig. In de jaren dertig is hij verhuisd naar Amerika. De
verschrikkingen van de Tweede wereldoorlog komen niet voorbij. Warschau tijdens
de eerste wereldoorlog was ook geen pretje om te wonen. Eerst kwamen de Russen,
toen de Duitsers. De Russen lieten de
stad niet netje opgeruimd achter, maar bliezen bijvoorbeeld alle bruggen op.
Een enkele keer verwijst Singer wel vooruit naar de holocaust. Als hij zijn
vele familieleden in Bilgoraj beschrijft komt Samson voorbij: ‘Samson - de
enige die de holocaust zou overleven – was even oud als ik en had donker haar.’
Geen opmerkingen:
Een reactie posten