zondag 29 september 2013

Gustave Flaubert - Salammbo


Salammbô is de tweede roman van Flaubert, na zijn debuut Madame Bovary. Het is een totaal ander boek, maar toen het in 1862 werd uitgegeven was het een even groot succes. Salammbô speelt zich af voor de Christelijke jaartelling in het legendarische Carthago. 


Het verhaal vertelt de strijd tussen Carthago en de barbaren. Wie precies tot de barbaren behoren  wisselt wel eens, maar alle vijanden van Carthago zijn per definitie barbaren. Zij staan onder leiding van Mâtho die geassisteerd wordt door de geniepige  ex-slaaf Spendius. De Carthagers worden aangevoerd door Hamilcar. Bij de eerste veldslagen is hij nog niet in beeld, maar wanneer hij het bevel overneemt verslaat hij de barbaren. Het volk en de priesters in Carthago zijn uiterst tevreden. Als hij zich bij een volgende veldslag -  de strijd lijkt nooit op te houden - in de nesten werkt, wordt hij beschimpt en als een vijand weggezet. Hij moet zich opnieuw bewijzen.

Salammbô is de dochter van Hamilcar. Mâtho is verliefd op haar, maar twijfelt of hij haar niet moet  doden. Hij dringt samen met Spendius het paleis van Salammbô binnen. Zij stelen een goddelijke mantel, een zgn. zaïmf, waardoor de kracht van de Carthagers afneemt. Later steelt Salammbô de mantel terug.

De veldslagen en gevechten nemen in dit boek veel ruimte in. Men is vrij onverschillig ten opzichte van mensenlevens en wreedheid lijkt bijna een deugd. Tegenstanders worden het liefst gekruisigd, nadat ze uitvoerig zijn gemarteld. 

Maar ook de eigen mensen en vooral de slaven worden als dingen behandeld. In een Carthaagse molen lopen slaven in een tredmolen. Ze zijn gemuilkorfd anders eten zij het meel op. Bij een slaveninspectie wordt snel de balans opgemaakt. Galliërs zijn zaplappen, weg ermee. De oude en kreupele slaven, onmiddellijk verkopen; en waarom zijn er zo weinig kinderen, laat de mannen en vrouwen wat meer fokken.

Soms komt er iemand in gewetensnood, zoals Mâtho. Als je namelijk de ene God aanbidt, beledig je wellicht een andere. De vraag is dan aan wie van twee Goden hij een mensenleven moet offeren. Volgens Spendius maakt het niet zoveel uit, maar “slachtoffers maken kan nooit kwaad.”

En slachtoffers zijn er in overdaad. Als er weer een veldslag heeft plaatsgevonden en de lijken in grote stapel op het slagveld liggen, vraag je je af of er nog iemand overblijft om te vechten. Sowieso beschrijft Flaubert alles in overdaad. De maaltijden zijn gigantisch, alles op poten wordt verslonden; sommige gerechten klinken bizar, zoals flamingotongen met honing en sesamzaad. Het taalgebruik van Flaubert zit ook vol overdadige bijvoeglijke naamwoorden: een kreet is altijd rauw, vreugde is uitzinnig, lijken zijn gruwelijk verminkt, etc. Het gekke is dat Flaubert eerst allerlei prachtige voorwerpen, wapenuitrustingen, kleding e.d. beschrijft. Later vindt er weer eens een vernietiging plaats: huizen worden met de grond gelijk gemaakt, de halve stad ligt in puin, het bloed stroomt door de straten. Toch blijkt later alles opgebouwd en wordt het wederom in al zijn glorie en overdaad beschreven.

In het hoofdstuk Moloch vindt de belegering van Carthago plaats. Eindeloos vinden er bestormingen plaats. De nood is hoog in de stad en om de goden gunstig te stemmen besluit men de kinderen van de Rijken te offeren aan de oppergod Moloch-de- Verslinder. Dit levert weer een reeks gruwelijke scenes op. Ook Hannibal, de zoon van Hamilcar, moet worden geofferd. Maar hij wordt snel vervangen door de zoon van een huisslaaf. Opmerkelijk is dat Hamilcar medelijden lijkt te krijgen met de slaaf. Hij laat hem snel een overdadig maal brengen om hem gunstig te stemmen.

De Carthagers overleven de belegering. Hamilcar slaat terug en lokt een heel leger barbaren in de val door een vallei af te sluiten. Zij sterven van honger en dorst. Kannibalisme vindt plaats. De Carthagers laten tenslotte wat barbaren gaan; dit louter op te pesten, want even later worden ze toch gedood.

Uiteindelijk draait dit grootste drama toch om een vrouw: Salammbô. Om de Nubische vorst Narr’Havas voor zich te winnen schenkt Hamilcar hem zijn dochter onder voorwaarde dat de Carthagers de eindoverwinning behalen. Dit lukt na veel strijd. Salammbô verkiest echter te sterven in plaats van te trouwen.

Salammbô is een fantastische historische roman. Flaubert beschrijft een voorchristelijke wereld met een totaal andere dan onze twintigste-eeuwse moraal. Als maar een deel van wat Flaubert beschrijft waar is, is het een wonder dat de mensheid niet is uitgestorven.

2 opmerkingen:

Anoniem zei

Mooi samengevat. Ik heb het net gelezen en had behoefte aan een verfrissende samenvatting, bedankt!

Alek Dabrowski zei

Graag gedaan. Vond je het boek zelf ook goed?