Het is jaren
geleden dat ik een boek van Gerard Reve las. Ooit kocht ik alles wat er van of
over hem uitkwam. Sommige boeken herlas ik meerdere malen, zoals het
onderschatte ‘Bezorgde ouders’. Het wordt tijd voor een Reve-revival. In Schiedam
start binnenkort de Reve Revue. Matroos Vos woonde in Schiedam en Reve kwam er
jarenlang. De bibliotheek heeft naar aanleiding hiervan een heel programma
samengesteld met een talkshow, tentoonstelling, literaire wandeling een
boekuitgave en meer.
‘Nader tot U’ is een van zijn meesterwerken. De tekst blijft na herlezing fantastisch,
hoewel het moeilijk te beschrijven is waarin hem dat precies zit. Voor diegene
die het boek niet kennen, het bestaat uit een aantal langere brieven en dertig
gedichten. In de brieven doet hij niets anders dan zijn dagelijkse
beslommeringen uiteenzetten. Reve kan als geen ander ouwehoeren op hoog niveau.
In zijn vertellingen lopen fantasie en wat sommige mensen de werkelijkheid
noemen door elkaar. De brieven zijn uit 1964 en 1965. Reve woonde toen in
Friesland, Greonterp.
Zijn
thema’s zijn universeel: God, drank, de dood en mooie jongens. Graag fantaseert
hij over een jonge matroos in uniform, die hij gijzelt en aanbiedt aan zijn
partner Wimie, die vervolgens de jongen zal martelen tot hij alles bekent.
Andere jongens krijgen namen als Prijsdier, Jongensprins, Sekspiloot of
gekroonde Zeejongen. Het summum is de Meedogenloze jongen. Deze meent hij kort
achter elkaar zelfs tweemaal te zien. De ene keer blond, dan weer donkerharig.
Hij weidt lang uit over hun levens en bezigheden: “Eerst had ik de samenhang
niet begrepen, maar als twee personen van één Wezen waren zij een Teken”.
Zo ziet
Reve vaker in zijn leven de hand van God en het onvermijdelijke. Je heb je
erbij neer te leggen. Voortdurend denkt hij aan de dood en de tijdelijkheid van
het aardse. Hij herinnert zich een kennis die vroegtijdig stierf. Hij bezocht
de crematie, maar verliet de dienst voordat deze beëindigd was. Buiten raakte
hij aan de praat met een aantal dames. Per automobiel reden zij met nog wat
kennissen en vrienden naar Amsterdam. Op een groot aantal locaties werd er
gedronken en geouwehoerd. De dode was toen al lang weer vergeten. Om de
geweldige stijl van Reve te laten zien voldoet een kort citaat niet. Hierbij
dus een lang citaat aan het begin van deze geschiedenis.
“Maar
Thommy was dus dood, met gas, in de nieuwe flatwoning in H., van weer een geheel andere kunstnijveraarster of misschien
sociologe, op de zondagmorgen na Nieuwjaar, toen hij alleen in de woning was
geweest en de slang van het fornuis had losgetrokken, met opzet of niet, daar
kwamen ze zo gauw niet uit, want hij kon ook, wankelend van de ‘weed’ waarmee
hij zich weer had volgeblazen, vóór het fornuis gestruikeld zijn en de slang
daarbij hebben losgemaaid, en daarop hadden de autoriteiten het tenslotte maai
gehouden, ook al omdat het er eerder weinig vakkundig uit had gezien, niet met
kop in de oven bijvoorbeeld, en ook niet met alles potdicht, want er had
waarempel nog een bovenlicht opengestaan. Toen dat alles was uitgezocht,
hoefden we alleen nog naar de kremaatsie in Den Haag toe, op een vrijdag,
Teigetje en ik, samen met kandidaat-katoliek A., die wel een jaar of zes lang
met Thommy ‘had opgetrokken’ en hem zelfs al gekend had in de tijd dat Thommy,
omdat het ‘thuis niet meer ging’ in een of ander tehuis of jeugdhaven had
gezeten, en die, van de dag van het bericht af, aan de diepste neerslachtigheid
ten prooi was geraakt. We gingen, wegens de nutteloosheid van een automobiel
tijdens de spitsuren, met de trein. In het begin was ik, gesterkt door een
flinke ochtenddronk, heel monter geweest, want ik houd eigenlijk wel van
begrafenissen en dergelijke, maar van lieverlede was het me lelijk gaan
tegenvallen, en was het me in de etablissementen van die merkwaardige,
lijkverwerkende industrie, in de aula te machtig geworden, zodat, toen er na
alle gegoochel met harmonikadeuren en de plotselinge aanblik van een lichtbak
als in een bioskoop, die STILLE UITVAART vermeldde, nog een dominee bij gehaald
bleek te zijn ook die al begon te bladeren en zijn keel schraapte, ik na een
malle opmerking wild jankend naar buiten was gelopen, en bij het hek snikkend
was blijven wachten, waar zich spoedig twee jongedames bij me hadden gevoegd
die ook, maar iets later, tijdens de dominee zijn toespraak, waren weggelopen,”
De
gedichten uit ‘Nader tot u’ zijn allemaal klassiekers geworden. Tot slot het
gedicht ‘Droom’
Vannacht verscheen mij in een
droomgezicht mijn oude moeder,
eindelijk eens goed gekleed:
Boven het woud waarin zij met de
Dood wandelde
verhief zich een sprakeloze stilte.
Ik was niet bang. Het scheen mij toe
dat ze gelukkig was
en uitgerust.
Ze had
kralen om die goed pasten bij haar jurk.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten