Annegreet
van Bergen scoorde met haar vorige boek Gouden jaren een enorme bestseller.
Het boek is inmiddels bijna toe aan de veertigste druk. In Gouden jaren beschreef zij de grote veranderingen in ons dagelijks leven in de afgelopen vijftig
jaar. Dit boek riep nostalgische gevoelens op, maar was ook kritisch ten
opzichte van een al te rooskleurige voorstelling van de jaren vijftig.
Geen wonder
dan Van Bergen na dit succes een tweede boek over hetzelfde onderwerp heeft geschreven.
In Gouden jaren begon zij met het uiteenzetten van een aantal trends, daarna
kwamen de hoofdstukken met verhalen. ‘Het goede leven’ is vooral een aanvulling op deze anekdotes.
Onderwerpen die zij behandelt zijn de buurtwinkel, contant geld, vakanties,
tienermuziek, sparen voor de uitzet en nog veel meer.
Van huis
uit is Van Bergen econoom. Dit klinkt door in veel van de onderwerpen die zij
bespreekt. Ons reële inkomen is sinds 1948 verviervoudigd. Dit vormt de basis
voor haar boek. Hieraan koppelt zij de verhalen. Een hoog inkomen lijkt slechts
een cijfer, maar wat betekent het werkelijk om zoveel meer te besteden te
hebben? Het antwoord is: heel erg veel.
Zij laat
dit zien aan de hand van overweldigend veel voorbeelden. Zij schrijft zeer
toegankelijk, dus je leest achter elkaar door. Veel wist ik al, maar vaak
verbaasde ik mij ook over sommige feiten en verhalen. Voor de oorlog was er
sprake van overbewinkeling (mooi woord). Vooral veel ouderen hadden een klein
winkeltje aan huis om wat bij te verdienen. De winkel was vaak niet meer dan
een door een gordijn afgescheiden ruimte van de woonkamer, maar het leverde een
paar centen op. De overbewinkeling nam pas af in de loop van de jaren zestig.
De voornaamste oorzaak was de invoering van de AOW.
Wat bij
veel onderwerpen opvalt is het gebrek aan privacy en de bemoeizucht in jaren
vijftig en zestig. De huur werd aan de deur opgehaald. ‘De geldwolf’ die langs
de deuren ging droeg een zwarte pet. Maar als iemand een achterstand had droeg
hij een rode pet. Een ander
voorbeeld. Maandverband bestond wel, maar het waren een soort luiers die
uitgewassen moesten worden. Zij hingen daarna buiten te drogen aan een lijn.
Wanneer er geen meer hingen wist de hele buurt, bijvoorbeeld via de postbode,
dat er iemand zwanger was.
De
bemoeizucht of het paternalisme zag je vooral in man-vrouw verhoudingen en in hiërarchische
verhoudingen op het werk. Na het huwelijk werden vrouwen in de regel ontslagen.
Getrouwde vrouwen werden behandeld als tweederangs burgers, met niet meer
rechten dan die van een kind. In de brievenrubriek van de Margriet - een blad dat heel lang nog een man als
hoofdredacteur had – werd een werkende
vrouw aangeraden te stoppen met werken om haar man niet voor schut te zetten.
De eerste vrouwelijk conducteur bij de NS trad pas begin jaren zeventig in
dienst. Op Nyenrode werden meisjes tot die tijd niet eens toegelaten tot een
studie. Dolle Mina’s moesten de boel eerst bezetten om verandering te brengen
in deze bizarre situatie.
Op een
ander vlak gold eenzelfde machtsvertoon. Om in aanmerking te komen voor
vestiging in de drooggelegde Noordoostpolder werd je behoorlijk doorgelicht.
Men kwam aan huis om te zien of alles wel proper toeging. Vooral de vrouw moest
zich bij dergelijke bezoekjes onderdanig en netjes gedragen.
Een van de
economische trends die Van Bergen diverse keren noemt is de prijsdaling van
veel goederen. Deze werd veroorzaakt door wereldwijde concurrentie. Er werd
geproduceerd waar het goedkoop was. Dat was niet meer in Nederland. Dit ging
ten koste van arbeidsplaatsen, maar we kregen er goedkopere spullen voor terug. Jammer is
dat Van Bergen bij veel onderwerpen begint met uit te leggen hoe de situatie nu
is. Daarin trapt ze menige open deur in. Nu kunnen we kiezen uit vele soorten
koffie en thee, iedereen is overal bereikbaar per telefoon of we vliegen goedkoop
naar het buitenland. In bijna elk hoofdstuk besteedt zij iets teveel zinnen aan
deze algemeenheden.
Daar
tegenover staan weer de prachtige verhalen over bijvoorbeeld pannenlappers.
Zelfs een roestige pan met gaten erin werd niet zomaar weggegooid. Nee, dan
kwam de pannenlapper aan huis om de pan te repareren. Interessant is ook de rol
van boekenclubs, die begin jaren tachtig een marktaandeel hadden van 24%. Ook
besteedt zij veel aandacht aan leesgewoonten en bibliotheekbezoek. In de jaren
zestig en zeventig bepaalde volwassenen nog nadrukkelijk wat kinderen mochten
lezen. Voor de katholieken bestond er een heel stelsel waarmee boeken werden
beoordeeld. Het werk van W.F. Hermans werd nadrukkelijk afgeraden te lezen
Aan het
eind van haar boek komt Van Bergen terug op de invloed van de enorme
welvaartstijging. Zij is een optimist. Door deze welvaart zijn wij ook
gelukkiger geworden, is haar mening. Met een reeks aan voorbeelden –
uitstekende gezondheidszorg, betere huisvesting, meer comfort, minder
vrouwenonderdrukking, stromend water, enzovoorts – laat zij dit overtuigend
zien. De vraag rest waarom wij ons toch vaak minder gelukkig voelen. Gewenning
aan comfort is een belangrijke reden. En rijkdom heeft ons ook kwetsbaar
gemaakt. Wij zijn angstiger geworden iets kwijt te raken. Het goede leven is
een heerlijke aanvulling op het vorige boek van Annegreet van Bergen, met
prachtige afbeeldingen. Maar het onderwerp en haar invalshoek is hiermee denk
ik wel uitgeput.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten