Vorige week
zag ik Alex Boogers optreden op het podium Frontaal. Hij sprak over zijn meest
recente boek Lang leve de lezer, geen roman maar een manifest. Een paar jaar
geleden verscheen De lezer is niet dood dat als ondertitel ‘schotschrift’
kreeg. Veel thema’s hieruit keren terug in dit nieuwe boek.
De
onderwerpen zijn samen te vatten in twee begrippen: ontlezing en bestaande
structuren. De twee hangen nauw met elkaar samen. Het gaat om het bereiken van
de lezer, met name de jonge lezer. De literaire wereld met zijn ingesleten
patronen en structuren weet de weg naar de lezer vaak niet te vinden. Boogers
laat zien op welke manieren de lezer wel te bereiken is.
In zijn
overtuiging is er bij iedere jongere een vuur, dat soms gedoofd lijkt, maar een
vonk is genoeg om het te doen ontbranden. Hiervoor is het nodig de potentiele
lezer / de leerling iets aan te reiken, iets te laten ontdekken. Docenten
moeten open staan voor een veelheid aan boeken over alle denkbare onderwerpen.
Dit hoeft geen literatuur te zijn.
Bij Boogers
ging het vuur branden bij de vondst van een boek over Muhammad Ali in de
plaatselijke bibliotheek. Dit was zijn boek. Hij moest het houden. Zo heeft
iedere jongeren wel iets waar hij of zij in gelooft, iets waardoor het vuur
gaat branden. Maar wie zorgt voor een vonk? “Er moet toch iemand tegen het
gesloten hoofd van de leerling beuken, zoals je twee stenen tegen elkaar kunt
ketsen. Een vonk is genoeg.”
Boogers
schrijft aanstekelijk, met veel herhalingen en in een mooie cadans. Je laat je
eenvoudig meeslepen in zijn betoog. Hij is fel, maar niet onredelijk. Hij valt
de literaire wereld aan, is kritisch, maar geeft ook aanmoediging. Dit doet hij
sterk als hij het heeft over de verzakelijking in de sector, over het
literatuuronderwijs, over de leeslijst en over Jules Deelder als miskende
dichter. Maar zijn stijl is ook wat opgewonden. Na bijna honderdvijftig
pagina’s overtuigt deze niet meer helemaal.
Daar komt
bij dat hij zijn overtuigingen koppelt aan zijn persoonlijke verhaal. Zijn
entree in de literatuur – hij is nu een gevestigd schrijver - ziet hij net als het hele leven als een
strijd. De persoonlijke verhalen zijn mooi, hoe hij als jongen uit een zgn.
achterstandswijk werd bekeken in het literaire Amsterdam. Om te bereiken wat
hij heeft bereikt moest hij vechten. “Een weg naar buiten. Het boek als schild.
De pen als zwaard. En nu behoor ik zelf ineens tot de bevoorrechte witte
schrijvers.”
Hoe
hij nu tegen allerlei instituties aankijkt wordt nog steeds gevoed door deze
strijd. De literaire elite heeft het volgens hem voor het zeggen, preken voor
eigen parochie, de columns die deze elite schrijft zijn oninteressant, net als
de recensies en de berichten op sociale media. Wie die elite is, vertelt Boogers
er niet bij. Dat is jammer. Zo blijven het veelal algemene opmerkingen.
Schrijvers zijn alleen maar uit op persoonlijk gewin, niemand maakt zich druk
over de staat van de Nederlandse literatuur, de boekhandelaar haalt zijn neus
op voor titels die hij niet kent, enzovoorts.
Natuurlijk
kloppen deze algemene clichés niet, dat weet Boogers ook wel. Maar zijn betoog
zou veel sterker zijn geweest als hij hier wat genuanceerder over had
geschreven, als hij een paar namen had genoemd, geciteerd had uit het werk van
deze elitaire schrijvers en hen met gerichte kritiek had bestookt. Dat zou ik
liever hebben gelezen, dan alweer een metafoor over het gevecht dat hij moet
leveren.
Hij heeft
zelf een wat romantisch beeld van het schrijfproces en geeft dat ook gewoon
toe. Hij maakt een vergelijking met de Hiphopcultuur. Amerikaanse rappers
schreven hun teksten rechtstreeks naar aanleiding van wat zij meemaakten:
actuele verontrustende berichten uit de frontlinie. Zij hadden geen last van de
ballast van de literaire cultuur. Hun teksten zijn eerlijk. Jongeren voelen dit
aan. Zo wil Boogers ook schrijven. Structuren zouden het werk corrumperen.
Impliciet zegt hij in dit manifest dat andere schrijvers die het niet op deze
manier doen – het niet kunnen of willen - elitair zijn en daarom niet in staat zijn
om jongeren te bereiken.
Op dit
romantische beeld van het schrijverschap valt wel wat af te dingen. Een schrijver kan ook zijn fantasie gebruiken,
iets verzinnen dat juist ver van hem afstaat en hiermee juist jongeren inspireren.
Of hij kan dit bereiken met eindeloos schaven aan een tekst, met veel aandacht
voor vorm, inclusief alle ‘ballast’ van de literatuurgeschiedenis. Er zijn vele
manieren om prachtige boeken te schrijven. De manier van Alex Boogers is er één
van. Ik zie Lang leve de lezer daarom vooral als een persoonlijk verhaal.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten