maandag 7 oktober 2024

Simon Vestdijk – Vijf vadem diep


 

Vijf vadem diep verscheen in 1969 en is een van de laatste romans die Vestdijk schreef. Na het lezen van een roman van Vestdijk pak ik altijd Het gebergte erbij om te zien wat Maarten ’t Hart of Hugo Brandt Corstius over de bewuste roman geschreven heeft; in dit geval Maarten ’t Hart. Hij noemt de roman, die na verschijnen louter negatieve kritieken ontving, een van de betere boeken uit de latere periode. “Dat de roman bij verschijnen niet naar waarde werd geschat, wijt ik vooral aan de stoet van onaangename figuren die deze bladzijden bevolken. Behalve de verpleegster is er niet één persoon die men zelfs maar aardig kan vinden. Maar waarom zou een schrijver niet een meesterwerk mogen concipiëren over uitsluitend rotzakken?”

 

Ik ben het eens met de waardering van ‘t Hart voor deze roman, maar wat hij zegt klopt niet. In de romans van Vestdijk, ook die hogelijk worden gewaardeerd, wordt zelden een echt aardig persoon opgevoerd. Zijn oeuvre wemelt van de rotzakken. De hoofdpersoon in Vijf vadem diep is de journalist Lannooy die komt te werken op de redactie van een lokale krant. Hij verbleef enige tijd in Indonesië en was een alcoholist. Hij is gestopt met drinken, maar de alcohol houdt hem dagelijks bezig. Hij ontmoet de vorige redacteur Vervat, die ontslagen is om zijn drankgebruik en gaat zowel met hem als met zijn vrouw om. Deze vrouw is verpleegster geweest en blijkt de vader van Lannooy verzorgd te hebben op zijn sterfbed. 

 

De hoofdpersoon is een wat puriteinse, kleurloze figuur, die zich telkens in de maling voelt genomen en vaak secundair reageert op wat hem overkomt. Hij doet een aantal slappe pogingen anderen te helpen, maar vergroot daarmee alleen maar de ellende. De intrige is complex, met rare bijfiguren zoals een gestoorde buurjongen en de dellerige dochter van Vervat. Het verhaal hangt wat aan elkaar van toevalligheden. Zo is de kroeg tegenover de kamer, die de hoofdpersoon huurt, de stamkroeg van Vervat en is het meisje dat wordt lastiggevallen door de buurjongen van Lannooy, de dochter van Vervat. En de grootste toevalligheid is dat de vrouw van Vervat zijn vader heeft gekend.

 

De roman begint sterk met de komst van Lannooy op de redactie. De redacteuren vormen een roddelziek, seksistisch groepje lamstralen. Ze pesten de nieuwe redacteur op allerlei manieren. De grapjes zijn erg flauw, maar hoe Lannooy reageert, voornamelijk in zijn hoofd, is meesterlijk beschreven. Later zitten er wat mindere stukken in het verhaal, zoals het bezoek aan een bijeenkomst van een sekteleider. Lannooy is gevraagd door mevrouw Vervat om haar te vergezellen en een stuk over de samenkomst te schrijven voor de krant. Dit gaat mis en hij wringt zich in allerlei bochten om zich te verontschuldigen. 

 

Mooi is vooral dat de twee Vervats hem steeds allerlei onthullingen doen, die later niet blijken te kloppen. Hij gaat dan verhaal halen en krijgt weer een nieuwe versie te horen. Dingen die vervolgens in vertrouwen worden gezegd, worden toch doorverteld. Lannooy kan hen niet meer uitstaan, maar wil toch weten hoe de relatie tussen mevrouw Vervat en zijn vader nu werkelijk in elkaar zat. Het beste hoofdstuk is ‘Twee alcoholisten’; hierin gaan Vervat en Lannooy samen op stap, de ene alcoholist drinkt, de ander niet. De laatste mijmert over de definitie van een alcoholist. Het draait om de wil te kunnen stoppen, na één glaasje of na een avond die in de goot eindigt. “Wie hikkend in de goot met drinken op kon houden was géen alcoholist, behalve natuurlijk wanneer hij van zijn eigen braaksel niet af kon blijven.”

 

Vijf vadem diep heeft naast de ingewikkelde verhaallijnen en het amorele karakter van de meeste personages, een aantal duidelijk Vestdijk-kenmerken. Zo zit er een voyeurisme-scène in. Deze keer is het niet de hoofdpersoon die iemand bespied, maar wordt hij zelf begluurd, vanuit een grote kast op zijn kamer. Ook komt er prominent een verpleegster voor in het verhaal en wordt er veel over gektes en psychiaters gepraat. Wat Vestdijk goed kan, is rare situaties en verrassende ontwikkelingen combineren met exacte beschrijvingen en realistische gesprekken. In deze roman denkt Lannooy terug aan zijn vader die kunstschilder was en beschrijft hij zijn stijl. Deze vertoont opmerkelijke overeenkomsten met de schrijfstijl van Vestdijk zelf: “Het sterkst leek zijn vader hem waar hij tegelijkertijd ‘gek’ en ‘fotografisch’ kon zijn.” En even later: “deze combinatie van fantastische willekeur met een door nagenoeg dezelfde middelen uitgedrukt realisme.” Dat zijn precies de twee dingen die in combinatie de romans van Vestdijk zo aantrekkelijk maken.

Geen opmerkingen: