In 2014 verscheen het mooi uitgegeven boekje Onzichtbare boeken bij uitgeverij Babel & Voss, waar Thomas Heerma van Voss voor werkte. Hij schreef het ter gelegenheid van het eerste lustrum van de kleine uitgeverij, die onder de bezielende leiding stond van Reinjan Mulder. Het was ook het afscheid van de uitgeverij, die nooit een bestseller heeft voortgebracht. De manier waarop hij erover schreef doet denken aan hoe hij in de roman Het archief heeft geschreven over het werken voor een literair tijdschrift: vol geestdrift, maar zonder merkbaar commercieel effect. Na jaren vroeg Reinjan Mulder hem om nogmaals te schrijven over Babel & Voss, ter gelegenheid van het tienjarige bestaan. Dit is Verdwenen boeken geworden, waarmee er nu werkelijk een einde is gekomen aan de uitgeverij.
Thomas Heerma van Voss vertelt aanstekelijk over de manier waarop Reinjan Mulder hem telkens probeert te overtuigen nog eenmaal voor hem iets te schrijven. Onzichtbare boeken was een verkoopsucces. Dit nog eens te kunnen herhalen was de droom van de uitgever. Het leuke is dat Verdwenen boeken gaat over het schrijven van ditzelfde boekje en de ontstaansgeschiedenis ervan. Daarnaast is het een ode aan de plek waar hij als kind vaak kwam samen met Reinjan Mulder en diens zoon, waar Thomas toen bevriend mee was. Jaren achtereen gingen zij op vakantie naar het Engelse Dovencourt. In het kustplaatsje was niets te doen, maar de twee vrienden vermaakten zich er prima.
Voor het schrijven van Verdwenen boeken keert Thomas nog eenmaal terug naar deze idylle uit zijn jeugd. Een extra stimulans om te gaan is de breuk met zijn vriendin. Hij komt aan met de boot en is zo’n beetje de enige passagier zonder auto. Men kent hem zelfs bij naam. Hij checkt in bij het Cliff hotel. Het meisje achter de balie vraagt waarheen hij op doorreis is en trekt slechts haar wenkbrauw op nadat hij geantwoord heeft dat dit zijn bestemming is. Mooi en melancholisch schrijft hij over zijn tijd in het plaatsje. Het dorp stelt niets voor: één winkelstraat met een bakker, een kroeg en een kruidenier. Reinjan Mulder had er een appartement, het complex staat nu halfleeg. Weinig fysieke elementen herinneren nog aan de tijd die hij er doorbracht. Het verhaal speelt vooral in zijn hoofd. Prachtig weet hij deze mijmeringen te verweven met de ondergang van de uitgeverij en het einde van zijn relatie. Het afsterven gaat gelijk op. “Dovencourt is geen plaats voor onverwachte wendingen, de enige verandering hier is dat dingen verdwijnen.”
Thomas Heerma van Voss weet van deze drievoudige afsterving een prachtig verhaal te maken. Heel geestig is zijn weergave van het optimisme van de uitgever; maar hier komt onvermijdelijk een einde aan. Zo beschrijft hij dat Reinjan Mulder opgescheept zat met een lading onverkoopbare exemplaren van het boek Melancolicaman. De auteur was met ruzie vertrokken en had een paar dozen met zijn boeken meegenomen. Op De beurs van kleine uitgevers had Reinjan een tijd later zijn Melancolicamannen uitgestald, maar verkocht er geen. De schrijver stond een paar kramen verderop en was hem potentiële kopers voor. Het werd nog erger wanneer boekhandels hem bellen om exemplaren te retourneren. De gekrenkte auteur had boekwinkels namelijk recht van retour gegeven toen hij zijn exemplaren aanbood. De uitgever mag er nu voor betalen. Uiteindelijk eindigt het op een doordeweekse dag in Amsterdam-Oost: de kleine zelfstandige uitgever laat zijn voorraden in de ondergrondse papierbak glijden. Daarmee is het verhaal definitief voorbij.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten