dinsdag 24 september 2013

Steve Jones – De onbekende Darwin


Met ‘Almost Like a Whale’ schreef Steve Jones ruim 10 jaar terug een prachtboek en bestseller. Daarna heb ik ‘De man. Het zwakke geslacht’ van hem gelezen, wat een beetje tegenviel. ‘De Onbekende Darwin’ heeft weer het niveau van het walvisboek en heeft ook een zelfde opzet. ‘Almost like a Whale’ was een moderne, herschreven versie van ‘On the Origin of Species’. In ‘De onbekende Darwin’ bespreekt Jones een groot aantal minder bekende studies van Darwin en koppelt deze aan de huidige stand van onderzoek. Wat je leest is een boek vol prachtige verhalen over de natuur. Aan elk van de 9 hoofdstukken kun je een uitgebreide bespreking wijden. Ik zal mij beperken tot een greep uit de onderwerpen.

Darwin is vooral bekend om zijn reis met de Beagle en om zijn hoofdwerk dat hij n.a.v. deze reis heeft geschreven. In werkelijk zaten er meer dan 25 jaar tussen de reis en het publiceren van ‘On the Origin of Species’. In de tussentijd verrichtte Darwin zeer detaillistisch veldwerk. Hij bestudeerde uitgebreid de vele soorten vleesetende planten, deed onderzoek naar orchideeën, klimplanten en wormen en schreef vier boeken (meer dan 1000 pagina’s) over zeepokken. Al dit werk was grensverleggend en heeft bijgedragen aan zijn ideeën over de ontwikkeling van soorten. Darwin zelf schreef dat, wanneer je over soorten in het algemeen iets wil zeggen, je eerst 1 soort tot in detail moet bestuderen. Lijkt me een uitstekend uitgangspunt voor onderzoek.

Steve Jones koppelt heel mooi de onderwerpen waar Darwin zich mee bezig hield aan allerlei nieuwe inzichten. Vleesetende planten vormen geen speciale subcategorie in het plantenrijk. Door genenonderzoek kun je dit veel exacter bepalen dan vroeger. Vlees eten komt in veel plantenfamilies voor en het is slechts één manier om aan de nodige stikstof te komen. Het feit dat veel vleesetende soorten minder voorkomen heeft ook te maken met de overdaad aan stikstof. Vleeseters hoeven niet meer ingewikkeld te doen om hun stikstof uit insectenlijkjes te persen, er is stikstof in overvloed. De evolutionaire winst van het vlees eten gaat hiermee verloren.

Er blijven nog genoeg bizarre vleeseters over. Jones beschrijft een aantal jagende paddenstoelen, die gebruik maken van lasso’s en speren om hun prooi, zoals draadwormen te vangen. Leuk is wanneer genetisch onderzoek kan helpen om de oorsprong van menselijke cultuur te ontdekken. Er is een samenhang tussen de ontharing van de mens, het dragen van kleding en het ontstaan van de menselijke lijf-en hoofdluis. Je kunt zo vaststellen dat mensen zo’n 50.000 geleden kleding ging dragen.

Leuk is ook het verband tussen zonlicht, een bleke huid en het eten van tarwe. In Noordelijk Europa en met name in wat nu Groot-Brittannië heet was tarwe makkelijk te verbouwen i.t.t. andere gewassen die meer zonlicht nodig hadden. Tarwe werd hier dus veel gegeten. In tarwe zit weinig vitamine D. Mensen met een bleke huid waren daarom in het voordeel, want zij konden meer vitamine D uit zonlicht opnemen. Langzaam werd een zwarte huid in deze streken dus vervangen door een bleke huid.

Sterk vind ik het hoofdstuk over de vele vormen van bedrog waarmee bijvoorbeeld orchideeën en insecten elkaar verrassen. Mannetjesdansvliegen verleiden de vrouwtjesvliegen met een dode insectenlarve. Terwijl zij peuzelt, kan hij snel zijn gang gaan en haar bevruchten. Dit gedrag is geëvolueerd, de pakjes werden ingepakt, het mannetje kreeg hiermee meer tijd. Nu bestaat er een dansvliegvariant die lege pakjes schenkt: het vrouwtje wordt bedrogen en nog zwanger gemaakt ook.

Een ander leuk verhaal gaat over zeepokken, eindeloos boeiende beesten. Vooral het voortplantingsgedrag is mooi. Vele soorten zijn hermafrodiet. Sommige zijn mannelijk als ze jong zijn, later worden zij vrouwelijk. Bij een soort leeft het mannetje als een parasiet in het vrouwtje en kan zich niet bewegen. Bij een ander soort bestaat het mannetje slechts uit een penis, geen maag, geen ledematen, geen mond, alleen een lange worm, waarmee hij wuift in de hoop een vrouwtje te treffen.

Er staan teveel bijzondere verhalen in dit boek om niet te vertellen, maar het boek helemaal overschrijven doe ik maar niet. Je moet het zelf maar lezen. Bij Donner liggen nog wat exemplaren voor een paar euro in de aanbieding.

Hoe snel evolutie kan gaan laat Jones zien aan de hand van het Russische onderzoek waarbij zilvervossen in 30 generaties werden veranderd in tamme honden met hangoren, blauwe ogen en geblaf. Zo ging het met veel voedsel in de vorm van vee en gewassen. De kip was een onbeduidend vogeltje uit het Thaise oerwoud, nu leven er 30 miljard wereldwijd. Alle appelsoorten zijn afkomstig uit een paar bomen uit Almaty (Kazachstan). Deze wereldwijde verspreiding van een klein aantal voedselbronnen is begonnen toen mensen van jagers boeren werden. De hoeveelheid voedsel nam toe, maar de variatie nam sterk af. Jones ziet een vergelijkbare ontwikkeling die nu aan de gang is. Voedsel  is goedkoop en in overvloed aanwezig, maar het eetpatroon van de armere klassen is heel eenzijdig.

In het laatste hoofdstuk geeft Jones in grote trekken weer  zoals ‘de natuur’ zich heeft ontwikkeld sinds de tijd van Darwin, uiteraard geen vrolijk beeld. Vernietiging van leefgebieden, het verdwijnen van een groot aantal diersoorten en de verspreiding van mensen en sommige dieren en planten over de hele planeet. Grote delen van Afrika, Amerika, China, maar ook Engeland zijn verarmd. De soortenrijkdom is sterk afgenomen, terwijl het onkruid woekert. In sommige staten van Amerika groeit de Kudzu. Onuitroeibaar: hij groeit zo snel (30 cm per dag) dat geadviseerd wordt ’s avonds de ramen te sluiten anders groeit de Kudzu naar binnen. De variatie is wereldwijd minder geworden en zoals Steve Jones het in de laatste regel van zijn boek schrijft: “De triomf van het gemiddelde heeft overal toegeslagen.”

Geen opmerkingen: