Met ‘Almost Like a Whale’ schreef Steve Jones ruim 10 jaar
terug een prachtboek en bestseller. Daarna heb ik ‘De man. Het zwakke geslacht’
van hem gelezen, wat een beetje tegenviel. ‘De Onbekende Darwin’ heeft weer het
niveau van het walvisboek en heeft ook een zelfde opzet. ‘Almost like a Whale’
was een moderne, herschreven versie van ‘On the Origin of Species’. In ‘De
onbekende Darwin’ bespreekt Jones een groot aantal minder bekende studies van
Darwin en koppelt deze aan de huidige stand van onderzoek. Wat je leest is een
boek vol prachtige verhalen over de natuur. Aan elk van de 9 hoofdstukken kun
je een uitgebreide bespreking wijden. Ik zal mij beperken tot een greep uit de
onderwerpen.
Darwin is vooral bekend om zijn reis met de Beagle en om
zijn hoofdwerk dat hij n.a.v. deze reis heeft geschreven. In werkelijk zaten er
meer dan 25 jaar tussen de reis en het publiceren van ‘On the Origin of
Species’. In de tussentijd verrichtte Darwin zeer detaillistisch veldwerk. Hij
bestudeerde uitgebreid de vele soorten vleesetende planten, deed onderzoek
naar orchideeën, klimplanten en wormen en schreef vier boeken (meer dan 1000
pagina’s) over zeepokken. Al dit werk was grensverleggend en heeft bijgedragen
aan zijn ideeën over de ontwikkeling van soorten. Darwin zelf schreef dat, wanneer
je over soorten in het algemeen iets wil zeggen, je eerst 1 soort tot in detail
moet bestuderen. Lijkt me een uitstekend uitgangspunt voor onderzoek.
Steve Jones koppelt heel mooi de onderwerpen waar Darwin
zich mee bezig hield aan allerlei nieuwe inzichten. Vleesetende planten vormen
geen speciale subcategorie in het plantenrijk. Door genenonderzoek kun je dit
veel exacter bepalen dan vroeger. Vlees eten komt in veel plantenfamilies voor
en het is slechts één manier om aan de nodige stikstof te komen. Het feit dat
veel vleesetende soorten minder voorkomen heeft ook te maken met de overdaad
aan stikstof. Vleeseters hoeven niet meer ingewikkeld te doen om hun stikstof
uit insectenlijkjes te persen, er is stikstof in overvloed. De evolutionaire winst
van het vlees eten gaat hiermee verloren.
Er blijven nog genoeg bizarre vleeseters over. Jones
beschrijft een aantal jagende paddenstoelen, die gebruik maken van lasso’s en
speren om hun prooi, zoals draadwormen te vangen. Leuk is wanneer genetisch onderzoek kan helpen om de
oorsprong van menselijke cultuur te ontdekken. Er is een samenhang tussen de
ontharing van de mens, het dragen van kleding en het ontstaan van de menselijke
lijf-en hoofdluis. Je kunt zo vaststellen dat mensen zo’n 50.000 geleden kleding
ging dragen.
Leuk is ook het verband tussen zonlicht, een bleke huid en het
eten van tarwe. In Noordelijk Europa en met name in wat nu Groot-Brittannië
heet was tarwe makkelijk te verbouwen i.t.t. andere gewassen die meer zonlicht
nodig hadden. Tarwe werd hier dus veel gegeten. In tarwe zit weinig vitamine D.
Mensen met een bleke huid waren daarom in het voordeel, want zij konden meer
vitamine D uit zonlicht opnemen. Langzaam werd een zwarte huid in deze streken
dus vervangen door een bleke huid.
Sterk vind ik het hoofdstuk over de vele vormen van bedrog
waarmee bijvoorbeeld orchideeën en insecten elkaar verrassen.
Mannetjesdansvliegen verleiden de vrouwtjesvliegen met een dode insectenlarve.
Terwijl zij peuzelt, kan hij snel zijn gang gaan en haar bevruchten. Dit gedrag
is geëvolueerd, de pakjes werden ingepakt, het mannetje kreeg hiermee meer tijd.
Nu bestaat er een dansvliegvariant die lege pakjes schenkt: het vrouwtje wordt bedrogen en nog zwanger gemaakt ook.
Een ander leuk verhaal gaat over zeepokken, eindeloos
boeiende beesten. Vooral het voortplantingsgedrag is mooi. Vele soorten zijn
hermafrodiet. Sommige zijn mannelijk als ze jong zijn, later worden zij
vrouwelijk. Bij een soort leeft het mannetje als een parasiet in het vrouwtje
en kan zich niet bewegen. Bij een ander soort bestaat het mannetje slechts uit
een penis, geen maag, geen ledematen, geen mond, alleen een lange worm, waarmee
hij wuift in de hoop een vrouwtje te treffen.
Er staan teveel bijzondere verhalen in dit boek om niet te
vertellen, maar het boek helemaal overschrijven doe ik maar niet. Je moet het
zelf maar lezen. Bij Donner liggen nog wat exemplaren voor een paar euro in de
aanbieding.
Hoe snel evolutie kan gaan laat Jones zien aan de hand van
het Russische onderzoek waarbij zilvervossen in 30 generaties werden veranderd
in tamme honden met hangoren, blauwe ogen en geblaf. Zo ging het met veel
voedsel in de vorm van vee en gewassen. De kip was een onbeduidend vogeltje uit
het Thaise oerwoud, nu leven er 30 miljard wereldwijd. Alle appelsoorten zijn
afkomstig uit een paar bomen uit Almaty (Kazachstan). Deze wereldwijde
verspreiding van een klein aantal voedselbronnen is begonnen toen mensen van
jagers boeren werden. De hoeveelheid voedsel nam toe, maar de variatie nam
sterk af. Jones ziet een vergelijkbare ontwikkeling die nu aan de gang is.
Voedsel is goedkoop en in overvloed
aanwezig, maar het eetpatroon van de armere klassen is heel eenzijdig.
In het laatste hoofdstuk geeft Jones in grote trekken
weer zoals ‘de natuur’ zich heeft
ontwikkeld sinds de tijd van Darwin, uiteraard geen vrolijk beeld. Vernietiging
van leefgebieden, het verdwijnen van een groot aantal diersoorten en de
verspreiding van mensen en sommige dieren en planten over de hele planeet. Grote
delen van Afrika, Amerika, China, maar ook Engeland zijn verarmd. De soortenrijkdom
is sterk afgenomen, terwijl het onkruid woekert. In sommige staten van Amerika
groeit de Kudzu. Onuitroeibaar: hij groeit zo snel (30 cm per dag) dat geadviseerd
wordt ’s avonds de ramen te sluiten anders groeit de Kudzu naar binnen. De
variatie is wereldwijd minder geworden en zoals Steve Jones het in de laatste
regel van zijn boek schrijft: “De triomf van het gemiddelde heeft overal
toegeslagen.”
Geen opmerkingen:
Een reactie posten