woensdag 12 maart 2025

Paulien Cornelisse - hè hè


Vandaag is de Boekenweek begonnen. Het Boekenweekessay is naast het Boekenweekgeschenk een vast onderdeel geworden van de week. De auteurs krijgen de opdracht om iets te schrijven in het kader van het thema van de Boekenweek. Dit jaar is de auteur Paulien Cornelisse en het thema ‘Je Moerstaal’. Zoals ieder jaar is het een breed thema waar je alle kanten mee op kunt. Cornelisse schrijft met veel humor over allerlei taalverschijnselen. Zij is een uitgelezen auteur om luchtig over taal, moers of niet, te schrijven.


De titel van het essay is hè hè, maar dit is het tweede van het boekje. Zij begint eerst met de behandeling van allerlei korte woorden die we te pas en te onpas gebruiken in ons dagelijks taalgebruik, maar die geen betekenis lijken te hebben, zoals soms, nou en eigenlijk. Ze noemt deze woorden sfeermakers en laat zien dat ze in allerlei zinnen net weer een andere functie hebben. Ze hangt dit verhaal op aan een periode dat zij in het Engelse Sheffield als artist in residence les gaf aan een groep studenten Nederlands. Juist door andere ogen worden eigenaardigheden van het Nederlands snel zichtbaar, maar de studenten leerden ook snel deze eigenaardigheden over te nemen.

 

Leuk is dat zij voorafgaand aan haar verhaal een paar misverstanden over taal en Nederlandse taal wegneemt. Taal altijd in ontwikkeling. Er bestaan regels en er zijn goede redenen om ons aan deze regels te houden, maar taalfouten kunnen op een gegeven moment tot het normale taalgebruik gaan behoren. Vooral oudere mensen kunnen zich soms kapot ergeren aan nieuwe betekenissen van woorden. Zo is de betekenis van ‘letterlijk’ veranderd en wordt het door jongeren niet meer letterlijk bedoeld. Erop wijzen dat dit gebruik ‘fout’ is, is zinloos. Ook goed is dat zij aangeeft dat, zoals veel mensen denken, het Nederlands geen kleine taal is met 25 miljoen moedertaalsprekers en 5 miljoen tweedetaalsprekers. Tot slot, een misverstand, gezelligheid is geen onvertaalbaar woord. Buiten Nederland kent men het ook en zijn er woorden voor.

 

Nu is gezelligheid wel iets wat Nederlanders koesteren. De sfeermakers dienen er vaak toe om een gesprek gezellig te houden. Zo klinkt ‘Geef dat boek eens hier’ heel anders dan ‘Geef dat boek hier’. Een andere typisch Nederlandse eigenschap is om eerlijk en direct te zijn. Als iemand je de weg vraagt in een onbekende stad, stuur je diegene niet zomaar ergens heen om beleefd te zijn, maar zeg je eerlijk dat je het niet weet. Cornelisse ziet in deze twee zaken, gezelligheid en eerlijkheid een spanningsveld, want hoe hou je het gezellig als je iemand rechtstreeks op fouten aan wil spreken? Daar zijn dus kleine woorden, sfeermakers, heel geschikt voor.

 

Haar onderzoek naar hèhè is boeiend, want in de ons omringende landen kent men dit woordje niet. Uiteindelijk vindt zij in het Fins een vergelijkbaar woord, een soort huh huh, dat ook gebruikt wordt wanneer je iets vermoeiends hebt afgerond of wanneer je de sauna binnenstapt en iedereen vaag wil groeten, zonder een antwoord te verwachten. Tot slot ziet Cornelisse het gebruik van hèhè afhankelijk van een levensfase. Pubers gebruiken het nauwelijks, wel ouderen, die misschien vaker redenen hebben om vermoeid neer te ploffen op een bank. Het is een echte sfeermaker, maar mensen gebruiken het ook als ze alleen zijn. Ik hou erg van dit soort bespiegelingen over schijnbaar kleine zaken, die veel betekenis hebben in ons dagelijkse leven, een mooi essay!

Geen opmerkingen: