Afgelopen zondag was Komrij te gast bij de literaire High
Tea in de bibliotheek. Tweemaal drie kwartier (zoals bij een voetbalwedstrijd)
werden wij vermaakt door zijn verhalen en meningen. Ondertussen dronken we thee
en aten we een broodje en een cakeje. Na afloop kocht ik De Loopjongen, zijn laatste
roman. Hoofdpersoon is Arend, een brave borst. We zien hem opgroeien in de
jaren 50, zoon van een vrouwelijke dominee. Zij luisteren samen naar de
Hersengymnastiek op de radio: “hoe is de stand, Mieke?” Eind jaren 60 krijgt
hij de smaak van het idealisme te pakken en slaat daarin helemaal door. Komrij
in de vorm van Samuel waarschuwt hem nog voor de kant waarin zijn denken
opgaat, maar tevergeefs. Aan het eind van deel drie lijkt hij te verkommeren in
een tropische guerrilla-opstand, eenzaam in een tentje tussen de lijken.
Arend is naast een idealist ook op zoek naar echte
vriendschap, raakt hierin teleurgesteld, maar geeft niet op. In het interview
gaf Komrij zijn afkeer van groepen aan: vriendschap is iets tussen twee mensen,
drie is al lastig, met meer mensen gaat het fout en voor je het weet hang je
een ideologie aan. Meer van dit soort wijsheden geeft hij in de Loopjongen:”
Misschien moet iets wel een leugen zijn om zo populair te worden.” Wat mij
betreft kun je dat misschien wel weglaten: populariteit is bij voorbaat al
verdacht.
In het Addendum laat Komrij Arend de schellen van de ogen
vallen, zowel zijn idealen als zijn grote
vriendschap bleken bedrog. De loopjongen is een aardig boek, met
uitzondering van deel drie, waarin Arend zijn strijd in de tropen en in zijn
eigen hoofd voortzet: te langdradig. De wending in het Addendum is dan wel weer
ijzersterk.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten