woensdag 25 september 2013

Mary McCarthy – Herinneringen aan mijn roomse jeugd


Deze herinneringen vormen de eerste uitgave in de beroemde privédomein serie, eerste druk 1966. Het origineel is uit 1957 en zorgde in de VS voor wat ophef. Volgens de achterflap ging deze vooral over de eerlijkheid waarmee Mary McCarthy intieme details weergaf.


McCarthy’s ouders stierven jong en zij groeide op bij haar oudtante en diens man. Deze man, oom Myers, was nogal een griezel. Mary en haar drie broertjes kregen geen speelgoed, geen aandacht, enzovoorts, maar voor de buitenwereld werd voorgewend dat het hen aan niets ontbrak. De kinderen moesten absurde eetvoorschriften volgen en de tante hield obsessief de regelmaat van hun stoelgang in de gaten. Voor het slapen gaan kregen de kinderen een pleister op hun mond, want door de mond ademen is slecht.

De grootste angst bij deze stiefouders was niet dat er weleens een kind wegliep, bijvoorbeeld op weg naar een weeshuis omdat het dacht dat het daar beter was. Het was de angst dat een van de kinderen wegliep om zelfmoord te plegen en hen dan tot schande zou maken. Wreed is de volgende anekdote. Een broertje van Mary had ooit een blikken vlinder, voor hem een kostbaar bezit. Op een dag was het speelgoedje weg en Mary kreeg de schuld. In eerste instantie werd de vlinder niet teruggevonden, maar bij het van tafel gaan lag het op de plek waar Mary had gezeten. Uiteraard kreeg zij straf, maar ze bekende niet.

Later begrijpt zij dat oom Myers haar deze streek heeft geleverd. Maar daarover  doordenkend weet zij niet meer of dit later verzonnen is of door iemand is gesuggereerd. De onbetrouwbaarheid van het geheugen is een terugkerend thema. Na bijna elk hoofdstuk (eerder als artikel gepubliceerd) kijkt zij terug en vraagt zich dan af wat werkelijk is gebeurd, wat vergeten is en wat mogelijk later is toegevoegd. Niet vaak lees je dat een auteur zo twijfelt aan het eigen geheugen en dit zo eerlijk opschrijft.

Bij de oom en tante is het op een gegeven moment niet meer te harden. Andere familieleden grijpen in, de vier kinderen gaan uit elkaar en Mary komt bij de nonnen terecht. Hier maakt zij ruim voldoende klein en groot katholiek leed mee; bijvoorbeeld de ranzige pater die erop uit is haar te laten praten over wat zij met een vriendinnetje heeft uitgespookt en met zichzelf heeft gedaan en teleurgesteld is wanneer zij slecht een medisch encyclopedie heeft ingekeken.

Absurd is ook het verhaal dat zij op een ochtend een wondje aan haar been heeft. De zusters denken dat ze voor het eerst ongesteld is en leggen haar omzichtig uit wat de bedoeling is. Het lukt haar niet de nonnen te overtuigen dat het alleen een wondje is en zij geeft het op. De verbanden worden uitgereikt en er wordt gewezen op de geheime stortkoker waar het gebruikte ingegooid dient te worden. Het staat al vast dat eens per maand zij niet meedoet met de gymles. Mary voelt zich verplicht elke maand zichzelf te verwonden om deze schijnvertoning in stand te houden.

Uiteraard verliest zij haar geloof en diverse zusters en paters proberen haar om te praten. Zij is echter slim genoeg om al die zogenaamde godsbewijzen te weerleggen.Na al dit katholieke leed denk je dat ze wel heel erg verknipt moet zijn geworden, maar als je verder leest valt dat mee. Op school is zij een goede leerling. Ook hier is plaats voor wrede gebeurtenissen. Twee populaire meisjes uit haar klas geven iedereen bijnamen. Mary krijgt een afkorting als bijnaam: Cye. Het gemene is dat ze tegen haar niet zeggen wat die afkorting betekent. De hele klas gebruikt deze naam waar zij niet om gevraagd heeft en waarvan volgens haar alle klasgenoten wel weten wat het betekent.

In het hoofdstuk ‘Yellowstone Park’ beschrijft McCarthy een vakantie. Als 15-jarige ging zij met twee zusjes naar hun geboortedorp in Montana. De eenvoud, lompheid en verveling schrikken haar af. Het enige wat ze er doen is elke avond met de auto ergens heenrijden en onderweg zoveel mogelijke Moonshine drinken. Regelmatig raakt ze bewusteloos. De ouders van de zusjes vinden het heel normaal. Yellowstone bezoekt zij niet.
Anders hoofdstukken, bijvoorbeeld over haar grootmoeder, zijn ook erg mooi. Hier en daar vond ik haar manier van schrijven iets te langdradig, verder een prima boek om te lezen in de lentezon op je balkon. Tot slot, voorin staat duidelijk aangegeven: “ met een nawoord van Martin Ros”. Helaas, in mijn uitgave ontbreekt het.

Geen opmerkingen: