zondag 24 november 2024

Tove Ditlevsen – Jeugd



In 2020 verscheen de Nederlandse vertaling van het tweede deel van de memoires van Tove Ditlevsen (1917-1976) bij uitgeverij Das Mag. De vertaling van Jeugd is net als het eerste deel van Lammie Post-Oostenbrink. Het boek verscheen oorspronkelijk in 1967. Het verhaal begint op haar vijftiende, wanneer zij haar eerste baantje heeft en eindigt bij de publicatie van haar poëziedebuut aan de begin van de Tweede Wereldoorlog.

Dat eerste baantje, als hulp in de huishouding, hield zij maar één dag vol. Zij snapte het schoonmaken niet helemaal. Het commando om alle meubels met water af te borstelen nam zij letterlijk. Halverwege het boenen van de vleugel begon ze toch te twijfelen. Daarna volgt het werken in de keuken van een pensionaat. Iedere dag komt zij zo moe thuis dat zij zelfs geen gedichten meer kan schrijven. Later vindt zij werk op verschillende kantoren en ontdekken collega’s haar schrijftalent. Zij wordt althans vaak gevraagd om leuke gedichtjes te schrijven als er iemand bijvoorbeeld gaat trouwen. 

 

Nergens houdt zij het lang vol, maar zij weet zich staande te houden omdat zij een eigen wereld heeft waarin zij poëzie kan schrijven. Ook het uitgaan met haar vriendin Nina boeit haar maar matig. De jongens waarmee zij zoent roepen verder geen gevoelens in haar wakker. Echt verrukt wordt zij wanneer zij iemand ontmoet die verstand heeft van literatuur en waaraan zij haar gedichten kan laten lezen. Zo komt zij in contact met een uitgever van een literair tijdschrift waarin zij haar eerste gedicht publiceert. De man is al over de vijftig, maar zij voelt zich toch tot hem aangetrokken. Haar moeder ziet wel iets in deze partij en is al bezig met het samenstellen van de maaltijd voor tijdens de bruiloft. Vooralsnog zorgt hij ervoor dat zij haar eerste bundel Pigesindkan uitgeven. 

 

Mooi is hoe Ditlevsen het contrast tussen haar armoedige omgeving en haar ambities laat zien. Haar ouders zijn arm, maar hebben ook niet het vermogen om voor haar verder te kijken dan een vaste betrekking vinden en een goeie man om mee te trouwen, zodat je kunt stoppen met werken en kinderen kunt krijgen. Tove wil juist zo snel mogelijk volwassen worden en op eigen benen staan: “Verder is mijn jeugd niet meer dan een defect en een belemmering waar ik zo snel mogelijk vanaf wil.” Zij is wat onwetend als het gaat om omgangsvormen en etiquette. Met mes en vork eten is zij bijvoorbeeld niet gewend. Maar ook voor politiek heeft zij weinig belangstelling. Haar hospita is een vurig aanhangster van Adolf Hitler. Zij onttrekt zich aan haar uitnodigingen, maar blijft wel de krappe en koude kamer van haar huren. Uiteindelijk is het allemaal behang voor haar. Het gaat om de poëzie. “Mijn enige troost in dit bestaan is een handvol gedichten.” Wanneer haar debuut in boekvorm is verschenen is er een droom uitgekomen. Dat de oplage slechts vijfhonderd exemplaren telt is niet van belang. Dat Hitler Polen is binnengevallen is ernstig, maar zij vraagt zich vooral af of het verschijnen van haar debuut niet in gevaar komt.

 

Net als in het eerste deel van de Kopenhagen-trilogie is de toon van Jeugd soms wat kinderachtig. Er zit een raar soort spanning in haar wens zoveel mogelijk vanuit het kind en de jongvolwassene te schrijven en de blik van de volwassen vrouw die achteraf naar haar jeugd kijkt, hoewel het in dit deel minder wringt dan in het eerste. Ik ben benieuwd naar het derde en laatste deel, dat ik zeker binnenkort ga lezen.

Geen opmerkingen: