woensdag 25 september 2013

Wieslaw Mysliwski – Steen op steen


Na ‘Over het doppen van bonen’ is dit het tweede boek van de grote Poolse schrijver Wiesław Myśliwski dat is vertaald in het Nederlands. Hij schrijft uitsluitend dikke boeken. Misschien is dat de reden dat zijn werk nog zo weinig is vertaald… tot nu toe. Kamień na kamieniu uit 1984 is inmiddels in diverse talen uitgebracht en heeft een belangrijke Amerikaanse prijs ontvangen voor de Engelse vertaling. Een volgende stap op weg naar de Nobelprijs is gezet.


In Steen op steen vertelt Szymek Pietruszka het verhaal van zijn leven in een Pools dorp. Hij blikt terug op zijn jeugd, vertelt over zijn ouders en zijn drie broers en schets de ontwikkeling van het dorp en daarmee van Polen. Het boekt hangt volledig aan elkaar van anekdotes. Elke Poolse boer heeft weer een prachtverhaal te vertellen.  Uiteraard is de oorlog alom aanwezig in deze verhalen. Szymek zat bij de partizanen. Er komen wrede verhalen voorbij, zoals over een strafexpeditie waarbij willekeurige mensen worden opgehangen aan de acacia’s langs de weg en daar moeten blijven hangen.

Myśliwski schrijft er niet verbitterd over. De oorlog is iets wat je overkomt en waar je zo goed en kwaad als het gaat doorheen moet zien te geraken. Mooi is het verhaal dat hij in de winter op zoek gaat naar schoenen voor zijn broer.  Overal rond het dorp liggen bevroren lijken van Duitse soldaten. Helaas zijn de meeste schoenen al weg, maar hij krijgt bij zijn zoektocht wel tips van boeren waar misschien nog meer lijken te vinden zijn.

Over zijn jeugd vertelt Szymek dat hij flink te keer ging op feesten. Zeer uitvoerig beschrijft hij hoe het eraan toe gaat op die feesten: de voorbereiding, het dansen, hoe het orkest telkens wordt opgezweept, de polka, de oberek, de meisjes en natuurlijk eindeloos veel drank. Wodka! Of zoals het wordt genoemd: een kwartliter, halfliter of een hele liter. Feesten eindigen altijd in vechtpartijen, messen, bloed, alles wordt kort en klein geslagen.  Er wordt iemand neergestoken, de dader houdt zich schuil en de politie stopt na een paar weken met zoeken, want wie kan zeggen wie er nu echt schuldig is. Bovendien moet het tarwe van het land, dus er is werk aan de winkel. Ik kan mij niet herinneren ooit een mooiere beschrijving van een feest in zo’n 10 pagina’s (vanaf p. 71) gelezen te hebben.

Het geweldige van dit boek is dat Myśliwski je ongemerkt meeneemt van het ene verhaal naar het andere. Hij vertelt ergens over, bijvoorbeeld dat feest, en koppelt dat aan het onderwerp messen. Daar zegt hij wat algemeenheden over: wie in het dorp had wat voor soort mes. Hij vertelt in één moeite door over zijn partizanentijd, komt bijvoorbeeld terecht bij zijn vader, enzovoorts. Soms mondt dit uit in  eindeloze opsommingen en verspringingen in de tijd. Het wonderlijke is nu dat deze manier van vertellen totaal niet stoort, integendeel, het sleept je juist helemaal mee.

Ergens vertelt hij over de dood van zijn moeder. Er volgt een verhandeling over huilen in het algemeen. Hij vervolgt met een verhaal uit zijn jeugd over de geboorte van een kalf, hij schakelt over op zijn peetvader en peetvaders in het algemeen en belandt weer bij de partizanenstrijd, enzovoorts.

Verder kun je volop citeren uit dit meesterwerk. Over het aanraken van een meisje schrijft hij: “ Alsof je een brood met blote handen uit de oven haalt.”  Over het vertrouwen in mensen: “Van hen die niet meer leven kun je nog het meest op aan.” Szymek heeft een gesprek met een oude boer over het leven. Dan zegt de boer dat hij alleen nog een keer naar zijn  zus toe wil en “dan denk ik dat ik doodga.” Een ander heeft te melden dat: “De enige wijsheid over het leven is de verbijstering over het leven.”

Het is te veel om allemaal aan te halen, dus u zult zelf ‘Steen op steen’ moeten lezen. Wat er  allemaal over wodka wordt gezegd is ook heel zinnig en humoristisch. Van cognac wil Szymek niets weten, een smerig goedje. Een Pool drinkt alleen klare wodka.

'Steen op steen' is ook een familieroman. Szymek heeft drie broers, aan het einde van het boek keert hij terug naar het dorp uit een ziekenhuis waar hij twee jaar heeft gelegen. Zijn broer Michal is zwaar autistisch en wordt door de dorpelingen uitgebuit. Waarom Michal zo gestoord is kom je niet achter. Hij was als kind al wat raar, maar het lijkt alsof er nog een verhaal, een wreed familiedrama, achter zit wat niet verteld wordt. Dit is kenmerkend voor de stijl van Myśliwski. Hij vertelt anekdotisch, de vertellingen verspringen in de tijd, figuren en verhalen keren terug en langzaam krijg je een beeld, maar niet een volledig beeld.

Tot slot een grafschrift: “en slaap zacht, makker, in je duistere graf, dat je mag dromen van Polen.”

Geen opmerkingen: