Georges
Perec schreef bijzondere boeken. Denk aan zijn roman ‘La Disparition’, waarin
de letter e ontbreekt. Het boek is zelfs vertaald in het Nederland als ’t
Manco. In ‘De Dingen’ uit 1965 ontbreken geen letters. Het verhaal gaat over Jérôme
en Sylvie. Zij wonen in het naoorlogse Parijs. Zij studeren, hebben vrienden en
zijn redelijk tevreden met hun tweekamerappartement. Het boek kent geen
dialoog.
Perec
hanteert zijn bekende stijl van opsommen en nauwkeurig beschrijven. Het streven
van Jérôme en Sylvie om hun leven invulling te geven is de kern van het
verhaal. Zij richten hun huis in met kasten, stoelen, platen en boeken. Zij
hebben vrienden, waar zij eindeloos mee drinken en praten. Zij besteden
aandacht aan hun maaltijden, wandelen door Parijs, gaan naar de film,
enzovoorts. Hun leven is gevuld. Het werk dat zij doen – zij zijn los-vast
enquêteurs bij reclamebureaus – bevredigt hen maar deels. Zij willen meer: een
groter huis, meer mooie spullen en zinvolle invulling van hun leven. Zij willen
niet in een vaste baan gezogen worden, geen huis buiten de stad met een forse
hypotheek.
Het leven
dat Perec beschrijft is eigenlijk heel gewoon. Jérôme en Sylvie hebben geen
uitzinnige wensen. Op de achterflap van het boek staat dat het een schets is
van de eerste luxe-generatie na de oorlog, maar het stel is niet inhalig of uit
op macht of een dik betaalde baan. Wel zouden ze iets meer geld willen hebben.
Regelmatig is het op. Zij gaan dan langs bij vrienden in hoop mee te kunnen
eten. Het is geen armoede, maar krapte.
De vrienden
zien zij steeds minder vaak. Zij krijgen vast werk, trekken weg, hebben zich
vastgelegd. Uiteindelijk doen Jérôme en Sylvie ook een poging hun leven om te
gooien. Zij verhuizen naar Tunesië, naar de stad Sfax: “hun eenzaamheid was
totaal”. Na nog geen jaar keren zijn terug naar Parijs. Er is een welkomsfeest,
de vrienden zijn er. Jérôme en Sylvie vertellen mooie verhalen over het land.
Over de mislukking wordt gezwegen.
Dit gewone
verhaal is eigenlijk buitengewoon. Dat komt natuurlijk allereerst door de stijl
van Perec. Het eindeloos beschrijven, met telkens terugkerende elementen zoals
de inrichting van hun huis, werkt hallucinerend. ‘De dingen’ is overigens een
uitstekend boek om hardop voor te lezen. Alle handelingen en verlangens van Jérôme
en Sylvie worden op dezelfde toon omschreven en hierdoor platgeslagen. Er is
geen rangorde in de dingen. Je krijgt een uiterst kaal zicht op het menselijk
bestaan. Daarbij komt dat Perec de lezer voortdurend geruststelt. Maar het is
de geruststelling van een stewardess in een neerstortend vliegtuig.
Na de
beschrijving van hun zomeravondwandeling door de stad, waar een immense
verveling uit spreekt, belandden zij in een restaurant. “Gezeten aan die
opgediende tafel hadden zij het gevoel van een perfecte synchronie: zij waren
in volmaakte harmonie met de wereld, zij baadden erin, zij voelden zich er op
hun gemak, en zij hadden niets te vrezen.”
Jérôme en
Sylvie zijn niet ongelukkig, maar ook niet gelukkig. Zij kennen geen honger of
echte armoede. Zij zijn niet ziek en worden niet onderdrukt. Wat zij voelen is
moeilijk te benoemen: het is een verlangen naar meer, naar overvloed. En het is
de behoefte om ergens deel van uit te maken. Perec weet deze leegte fantastisch te
omschrijven. Voor lezers die zijn werk nog niet kennen is ‘De dingen’ een
uitstekende introductie.
“De vijand
was onzichtbaar. Of liever gezegd, hij zat in hen, had hen aangevreten,
vergiftigd en kapotgemaakt. Ze waren het kind van de rekening. Volgzame
wezentjes, de getrouwe afspiegeling van de wereld die hen hoonde. Ze zaten tot
hun nek in de taart waarvan zij alleen maar een paar kruimels zouden krijgen.”
Geen opmerkingen:
Een reactie posten