Het meeste
werk van de Tsjechische grootmeester Hrabal is autobiografisch. Hij slaagt er in
één moeite door in om in al zijn boeken de meest wonderlijke gebeurtenissen te
laten plaatsvinden, bizar en realistisch, op zijn Tsjechisch. In het
Nederlandse taalgebied zijn er weinig schrijvers die dit kunnen combineren.
Maarten Biesheuvel komt er misschien het dichtst in de buurt.
‘De tedere
barbaar’ is een ode aan zijn goede vriend Vladimir Boudnik. Hrabal woonde met
hem samen aan de ’Dam der Eeuwigheid’. De dichter-filosoof Egon Bondy kwam vaak
langs, vloekend en tierend. Op de achterflap staat te lezen: “Voor dit fameuze
drietal – een ruwere en filosofischere versie van de Titaantjes – lag het
moderne surrealisme op straat, in de kroeg, thuis of zelfs in de staalfabriek
concreet voor het oprapen.” Dit speelde zich af voor 1968, het jaar van de Praagse
lente, de Sovjetinval en de zelfmoord van Vladimir, de tedere barbaar.
In het boek
wordt hij vaak Vladimirtje genoemd. Naast zijn woeste kanten, was hij een
bijzonder gevoelige man. Hij zag schoonheid waar anderen die niet zagen: in
opengebroken straten, op onder gekalkte muren en bij ingestorte gebouwen. Hij
hield van “de blootgelegde schoonheid waarin chaos de enige ordening was”. Het
ging hem ook om het moment. Hij zag ’s nachts ergens prachtige Neonletters
hangen aan een vervallen pand, of een met graffiti bewerkte pui. Hij wilde het
bewaren, kwam de volgende dag terug, maar uitgerekend die dag waren de letters
net gesloopt of werd de pui overgeschilderd. Hij barstte dan in lachen uit. Ook
dit was onderdeel van zijn kunstbeleving, van de performance die zijn leven
was.
Zijn
methode, of zijn levenskunst, noemde hij het explosionalisme. “Vladimir
verstond de kunst zichzelf in een toestand van ontoerekeningsvatbare
ziekelijkheid te brengen om zo ter wille van zijn grafische prenten te kunnen
exploderen en de lucht in te vliegen.” Hij leefde van dag tot dag. Van teveel
geld in zijn handen werd hij onrustig. Hij gaf het meteen uit en leende
vervolgens aan het eind van de avond een paar kronen voor een tramkaartje.
De vrienden
bezochten vaak plekken waar iets te zien was, of waar een voorval had
plaatsgevonden. Zij gaan bijvoorbeeld naar de plek aan het spoor “waar Egon
Bondy ooit verdoofd door opiaten op de rails was gaan liggen om zich pijnloos
te laten overrijden, maar die nacht werd het spoor waar Egon op lag, buiten
dienst gesteld, en zodoende ontwaakte hij de volgende morgen niet in het rijk
der ontologie, maar nog steeds op de rails, terwijl de treinen over het andere
spoor langsraasden.”
Hrabal
vertelt in dit boek het ene na het andere prachtverhaal. De opbouw is niet
chronologisch. Het lijkt alsof wat er in zijn hoofd opkwam meteen aan het
papier werd toevertrouwd. Het zijn sterke verhalen, allemaal waar gebeurd
natuurlijk, en zij gaan niet zelden over kroegen en het onophoudelijke drinken.
Vladimir was in gezelschap vaak het middelpunt. Hij kon praten met dieren en
was zijn eigen geneesheer. Zo smeerden zij regelmatig hun ledematen in met
klare en masseerden zij hun nekken met jenever. “Dat is goed voor je
tussenwervelschijven, zei Vladimir en geurend naar anijs liepen we dan de zon
in en gingen drie huizen verder in café Ferkl een biertje halen, om wat aan
beweging te doen…”
Uit de
absurde verhalen spreek een enorme liefde voor zijn vriend, de tedere barbaar.
Je krijgt wel enorme trek in bier van alle kroegverhalen. Het is ongelooflijk
hoeveel cafés de vrienden bezoeken. De namen zijn prachtig. Ik ben benieuwd of
er een gids bestaat aan de hand waarvan je de Praagse Hrabaliaanse cafés kunt
afgaan. De stamkroeg van Hrabal was De Gouden Tijger. In dit café schijnt hij
nog geëerd te worden. Hierbij een kleine selectie van de cafés die voorbij
komen in ’De tedere barbaar’: De Horky’s, De Slavische linde, Café koning Jiří,
Proeflokaal in ’t Dorp, Café Fiala, Café Het Vosje, De Hausmans, De Kater, De
Kastanje, De Omaatjes en Het Russische Hof.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten