Maarten Spanjer is acteur en schrijver. Hij maakte diverse televisieprogramma’s, waarvan Taxi het bekendste was. Ik was hem uit het oog verloren, maar eind vorige eeuw zag je hem zeer geregeld op de buis verschijnen. Ik denk bij hem meteen aan generatiegenoten als Harry Vermeegen, Jan Mulder, Henk Spaan en Rijk de Gooyer, Amsterdammers die in zijn voor een geintje en zichzelf niet al te serieus nemen. In de titel van Spanjers net verschenen bundel klinkt deze zelfspot door: Amsterdammers hebben geen humor.
In het titelverhaal vertelt Spanjer over zijn ervaringen met moppentapperij, een typisch mannelijke aandoening. Het is een vorm van humor, maar er valt vaak bitter weinig te lachen. De schrijver noemt moppentappen een compensatie voor gemis aan humor. ‘Echt vervelend wordt het als er nog een tweede lolbroek bij komt staan Dan gaan ze tegen elkaar opbieden wie er leukste is. Let op diegene die even zijn mond moet houden om de ander aan het woord te laten. Hoe harder het gezelschap lacht des te chagrijniger die ander wordt. Maar hij laat zich niet kennen: ‘Ken je deze al?’ komt hij dapper terug.’ Spanjer put vervolgens uit eigen ervaring. Bij een borrel krijgt hij Harry Touw in het oog, een gevaarlijk opdringerige moppentapper. Hij spreekt met zijn gelegenheidsdrinkmaten, waaronder Søren Lerby, af om gezamenlijk eerst eens flink te lachen om een paar moppen. Als vanzelf komt Harry Touw hun kant op om zijn duit in het zakje te doen. Wanneer hij aan het woord komt volgt er een afgesproken stilte. Men praat door zijn moppen heen, kortom: hij wordt in de zeik gezet en druipt af.
In de bundel staan meer van dit soort persoonlijke verhalen, zoals over zijn ontmoeting met de beste haringverkoper van Amsterdam, die hem herkent en hem weigert te laten betalen voor zijn haring; of over een ritje met een taxichauffeur en de wonderlijk figuren die in- en uitstappen. Andere stukken zijn meer verhalend en gaan over het literaire bedrijf, de onderwereld (Pistolen Paultje), een mislukte acteur of over een arrogante eigenaar van een schoenenzaak die zich op kerstavond door een sm-meesteres laat vernederen: gemaskerd zodat hij haar niet herkent, maar omgekeerd wel. Veel verhalen spelen zich af aan de rand van de maatschappij, in het milieu, in nachtclubs of gewoon in het Amsterdamse café. Een alcoholist wil voetbal kijken, maar de televisie begeeft het; hij heeft een plan om aan geld te komen en pakt hiervoor de zieke kat af van zijn gehandicapte vrouw. In een ander verhaal verlaat een fotograaf compleet dronken en met half ontbloot onderlijf zijn eigen treurige boekpresentatie. Zijn vrouw kent hem al langer dan vandaag. Voor zijn deur ligt een sterk riekende zwerver, die hij probeert te helpen. Uiteraard gaat alles mis bij deze aan lager wal geraakte Amsterdammers.
De verhalen in Amsterdammers hebben geen humor hebben iets nostalgisch, maar van die gezellige oude tijd lijkt niet veel meer over als je deze troosteloze Amsterdamse vertellingen leest. Geestig is het wel.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten