zondag 1 september 2024

Andrej Bjelyi - Petersburg


 

Petersburg is een boek dat ik vaak tegenkwam als ik las over Russische literatuur of over Rusland, maar dat bij mij nooit de behoefte opriep het te lezen. Naast de gouden periode van de Russische literatuur met o.a. Dostojevski, Tsjechov Toergenjev en Tolstoj, bestaat er ook een zilveren periode die rond 1890 begint en een veelheid aan stijlen kent; met als bekende namen o.a. Achmatova, Koeprin, Adrejev, Gorki, Charms, Tsvetajeva en mijn twee favorieten Babel en Platonov. De Stalinterreur maakte in de jaren dertig een einde aan deze veelzijdigheid. Een van de stromingen was het symbolisme waarvan Andrej Bely (Андрей Белый 1880-1934) een vertegenwoordiger was. Hij was eigenzinnig en nam ook afstand van eerder ingenomen standpunten. Hij schreef enorm veel, omarmde een tijdje de antroposofie van Steiner en paste associatieve technieken toe in zijn werk. Hij eindigde als Marxist. 


Peterburg is niet alleen een merkwaardig boek, ook de drukgeschiedenis is een verhaal apart. De vertaler van deze editie uit 1978 is Charles B. Timmer. Hij onderscheidt in zijn uitgebreide nawoord zes edities van Petersburg. Er zijn twee geweigerde edities tot Peterburg in 1913 eerst in afleveringen in een tijdschrift verscheen en in 1916 in boekvorm, de zgn. Sirin-editie. Drie jaar later werkte Bely het boek om voor de Duitse vertaling en in 1922 herschreef hij het zelfs helemaal in de tijd dat hij in Berlijn woonde. Deze editie is ten opzichte van de Sirin met een derde ingekort. Bely heeft de antirevolutionaire passages eruit gehaald, evenals alles wat naar de antroposofie en naar Steiner verwees. Hijzelf beschouwde dit als de definitieve versie. Timmer heeft deze editie daarom voor zijn vertaling gebruikt, terwijl ik elders las dat de langere Sirin-editie als de betere wordt gezien. In 1928 verscheen nog een Sovjet-editie waarin cruciale passages waren verwijderd.

 

Het verhaal draait om de relatie tussen een vader en een zoon en om allerlei revolutionaire en terroristische krachten die spelen in de stad Petersburg in het jaar 1905. Apollon Apollonovitsj Ableoechov stamt uit een roemrijk geslacht. Hij is een hoge ambtenaar, die hoopt binnenkort minister te worden. Hij gaat dagelijks naar kantoor, heeft een mathematische kijk op het leven en is vrij saai. Zijn vrouw heeft hem een paar jaar geleden verlaten voor een Italiaanse artiest. Zijn zoon Nikolaj trekt zich de laatste tijd zoveel mogelijk terug op zijn kamer om het werk van filosofen en revolutionairen te bestuderen: “Hij sluit zich op en leest boeken.” Nikolaj krijgt aan het begin van het verhaal een verdacht pakketje, dat later een sardineblik met explosieven blijkt te bevatten. Ook ontvangt hij via allerlei omwegen een brief waarin staat dat hij zijn vader moet ombrengen met deze bom. De beide mannen ontmoeten in de dagen die volgen duistere figuren: een anarchist, een provocateur, een luitenant, iemand van de staatspolitie (of toch niet) en een man die slechts aangeduid wordt als een personage. 

 

Naast deze verwikkelingen zijn er gemaskerde bals, zelfmoordpogingen, doodsbedreigingen en duikt de vrouw van Ableoechov opeens op. Dan speelt er nog een geschiedenis met een jonge vrouw waar Nikolaj verliefd op is en die hij wil verrassen door verkleed als een domino (in een rood pak) her en der op te duiken. De krant krijgt lucht van deze verschijning en dat maakt de rode domino onderwerp in de plaatselijke roddelrubriek. 

 

De kracht van het boek zit niet zozeer in deze spannende verhaallijnen, maar meer in de manier van schrijven en de vorm van het boek. Het boek bestaat uit twee delen met elk vier hoofdstukken, opgedeeld in kort paragrafen. Soms is het verhaal wat moeilijk te volgen, vanwege de sprongen van de ene naar de andere scène, de vele spreektaal met afgebroken zinnen, de hallucinaties bij personages en het ontbreken van enige uitleg over wat de mensen drijft. Bely als alwetende verteller is nadrukkelijk in het verhaal aanwezig en spreekt de lezer toe in de wij-vorm. Zo zegt hij niet te weten wat twee personages tegen elkaar zeiden omdat zij zachtjes fluisterden of geeft hij bij een belangrijke passage aan dat toekomstige biografen van Ableoechov hier op moeten letten. En in een scène waar de zoon net uit bed komt, nog in kamerjas loopt en zich verontschuldigt als er aangebeld wordt, schrijft Bely “(Hier voegen wij van ons uit aan toe: Nicolaj Apollonovitsj was de laatste nachten onder water geweest)”. 

 

Bely zweeft als verteller over de stad en zoomt telkens kort in op een scène, valt zelfs soms midden in een gesprek. Het is alsof hij een filmcamera hanteert, die dan weer uitzoomt en de stad Petersburg overziet. Hij schets bijvoorbeeld het stratenplan - de levenslijnen - en de wiskundige indeling van de stad. Je krijgt het gevoel dat de stad ook een personage is, dat zo nu en dan andere personage opslokt. De cameraman is weleens verveelt en schrijft bijvoorbeeld over twee mensen die in de salon zitten en hun samenzijn doelloos rekken. Er volgt een saaie dialoog. En om het verhaal te doorbreken strooit hij geregeld een paar strofe poëzie door zijn tekst.

 

Hoewel de kern van het verhaal draait om de bom - Timmer noemt het boek zelfs een biografie van de bom - kun je het boek ook lezen als een strijd tussen vader en zoon, tussen de bestaande orde en de vernieuwing. Het mooie is dat schijnbaar belangrijke onderwerpen terloops worden behandeld. Je kunt gissen naar de reden van de geplande bomaanslag, maar je krijgt niet de indruk dat iemand er met overtuiging voorstander van is. Het overkomt hen. Als iemand vraagt naar het waarom, krijgt hij te horen; “Nou zo maar, heel gewoon.” Over de vadermoord kun je veel zeggen, maar ook hier onttrekt het verhaal zich aan iedere duiding. Petersburg is beslist geen psychologische roman. Over de innerlijke wereld van de personages lees je niets.

 

Timmer schrijft in zijn nawoord over het symbolisme, waarbij het gaat om hoe iets is opgeschreven en minder over de inhoud van het verhaal: ‘het hoe van het wat’ heet dit. De talloze symbolen staan niet voor iets buiten de tekst, maar verwijzen naar elkaar. De domino, een brug waar steeds iemand anders staat, het sardineblik, spiegels, maar ook een geel huis, een luchtbel, een grasklokje, een meloen, enzovoorts. Timmer noemt tientallen voorbeelden van onderlinge verwijzingen. Het verband ertussen is associatief en zegt niets over een dieper verband en geeft geen verklaring voor iets. Dit is een van de dingen die van Peterburg een unieke roman maakt. Tot slot is het geestig dat deze associatieve manier van schrijven of denken iets is wat terugkeert bij een van de personages. Hij heeft last van “geestelijke overspanning met pseudo-hallucinaties.” Hij is compleet over de zenuwen en “totaal in de macht van bepaalde associaties. … Zijn hersen reageren alleen nog maar op associaties.”

Geen opmerkingen: