De echte liefhebber van Jeroen Brouwers heeft dit boek al
eeuwen terug gelezen. Ik lees Brouwers pas sinds enkele jaren. Hij blijft
fascineren, maar ik moet er niet teveel van ineens binnen krijgen. Dezelfde onderwerpen
komen in veel van zijn boeken terug: eenzaamheid, zelfmoord, Indonesische
jeugd, kindertehuizen, wreedheden en een nogal individuele en springerige
beleving van tijd. ‘Geheime kamers’ vond
ik prachtig, ‘Zonsopgangen boven zee’ veel minder, zeurderig eigenlijk. Dit
even voor de kenners van zijn werk.
In deze privé-domein uit 1978 zijn zijn literaire
belevenissen in België gebundeld. Brouwers heeft er ruim 10 jaar gewoond en was
zoals de achterflap vermeldt “nauw betrokken bij het culturele leven in
Vlaanderen”. De kritieken in deze bundel zijn weergaloos, taalgebruik is
subliem. Ik weet niet wie J. Weverbergh was, maar hij moet zich niet best
gevoeld hebben na het lezen van de aan hem gewijde artikelen. Tientallen
pagina’s lang wordt er op hoog niveau op hem ingehakt. Hoe lang blijft dat
leuk? Bij Brouwers, net als bij Hermans’ Mandarijnen op Zwavelzuur, héél lang.
In het laatste deel van deze bundel, getiteld Krekelbosse
klaagzangen, beschrijft Brouwers zijn teruggetrokken leven in een boshut nabij
het dorpje Rijmenam, “een acne van Mechelen”. De kruik en de koude vormen een
terugkerend thema; prachtig beschreven hopeloosheid, met voldoende humor, een
aanrader voor een beginnend Brouwers-lezer.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten