woensdag 4 maart 2020

Edouard Louis – Ze hebben mijn vader vermoord

Édouard Louis is een jonge Franse schrijver. Hij heeft drie romans geschreven, die alle drie vertaald zijn in het Nederlands. Qui a tué mon père uit 2018 is zijn meest recente boek en in hetzelfde jaar vertaald door Reintje Ghoos en Jan Pieter van der Sterre. In Frankrijk en daarbuiten wordt Édouard Louis gezien als groot talent, een literaire sensatie. Hij wordt zelfs vergeleken met Houellebecq.

Ik verwachtte veel van Ze hebben mijn vader vermoord, maar dat viel wat tegen. Het verhaal gaat over de vader van Louis. Hij vertelt over zijn jeugd in een klein dorp en over de armoede van het gezin. Hun relatie is ingewikkeld, contact tussen vader en zoon verloopt moeizaam, indirect. Als kind danst hij in zijn eentje in zijn kamer wanneer zijn moeder onverwacht binnen stapt. Hij schrikt, bang betrapt te worden door zijn vader, maar zij zegt dat hij ook ooit danste. “Toen ik hoorde dat jouw lichaam weleens iets had gedaan dat zo vrij, zo mooi en zo strijdig met je obsessionele machogedrag was, besefte ik dat je ooit misschien iemand anders was geweest.”

Deze scène geeft goed de afstand tussen de twee weer. De vader heeft nauwelijks een opleiding gehad. Hij doet soms stoer, zegt dat je niet mag huilen, hij vindt zijn zoon een mietje, maar meestal zegt hij gewoon niets. De zoon vraagt aan zijn vader iets over een onderwerp dat hij op school heeft gehoord, maar de man kan geen antwoord geven. Hij schaamt zich omdat de zoon hem confronteert met de schoolcultuur, waar hij nooit deel van uitgemaakt heeft.

Halverwege het boek heb je een beeld van een vader die niets goed gedaan heeft voor zijn zoon. Dan volgt het mooie kantelpunt in het boek. Édouard Louis zoomt uit en plaatst zijn vader en het gezin in een politieke context. Mensen als zijn vader - ongeschoold, in de bijstand en wonend op het Franse platteland - zijn decennialang vernederd door de politiek leiders van alle richtingen. Zijn vader wordt als klaploper gezien. Kleine politieke beslissingen, die door de heersende klasse amper opgemerkt worden, hebben grote invloed op het leven van een bijstandstrekker. De zoon ziet dit pas scherp in als hij in Parijs gaat wonen. De zoon begrijpt hierdoor zijn vader beter. Ze praten weer met elkaar. De roman krijgt hier de vorm van een pamflet. 

Vooral die twee kanten van de vaderfiguur zet Édouard Louis knap neer. Maar al met al vind ik het verhaal wat mager. Het boek is ook niet dikker dan 75 pagina. De jeugdscènes zijn herkenbaar, maar te vaak heb ik eerder over zo’n vaderfiguur gelezen. Nergens voelde ik enige ontroering. In het tweede, politieke deel geeft Édouard Louis een duidelijk oordeel, maar werkt dit niet echt uit. Ik had gehoopt op meer, maar het verhaal blijft hier wat oppervlakkig.

Geen opmerkingen: