zondag 29 september 2013

Andrzej Stasiuk – Negen


Van Stasiuk (geboren 1960) zijn inmiddels vijf boeken vertaald in het Nederlands. Hij schrijft veel: korte verhalen, romans, gedichten en artikelen. In deze roman draait het om een vriendenclub. Hoofdpersoon Pawel is een aan lager wal geraakte dertiger in het Warschau van de jaren negentig. Pawel heeft schulden. Zijn woning is verbouwd en hij heeft drie dagen om een bedrag bij elkaar te krijgen. Hij zoekt contact met vrienden van vroeger. Er is weinig over van het gezamenlijke verleden.


De vrienden van Pawel zijn er niet veel beter aan toe dan hijzelf. Jacek is net zo’n junk als Pawel en heeft een rare vriendin. Bolek zit diep in het criminele milieu. Hij is vet, eet 8 eieren met spek als ontbijt en draagt de bijnaam Bolus. Thuis houdt hij een jong meisje van 15 als vriendin. Als hij genoeg van haar heeft, wordt ze gedumpt. Zijn maat Paker draagt een paars trainingspak met witte Nikes. Sowieso beschrijft Stasiuk zijn personages kleurrijk: veel kale koppen, gouden kettingen en witte gympen. Het merk wordt er meestal bij vermeld, vooral Nike. Zou dit zijn omdat Stasiuk ooit de prestigieuze Nike-literatuurprijs heeft gewonnen?

Stasiuk beschrijft het verhaal telkens vanuit een ander personage. Vaak weet je niet meteen over wie het gaat of heb je zelfs niet in de gaten dat het perspectief is veranderd: opletten dus. Tussendoor beschrijft hij scenes uit de tijd dat de vrienden opgroeiden: het eerste kattenkwaad, een overval, etc.
Bolek en Paker overvielen de groentewinkel in de straat: “Driehonderd zloty aan kleingeld, zes flesjes orangeade en jij hebt in het vat met augurken staan pissen… daarna kon hij geen augurkensoep meer eten, want zijn moeder deed boodschappen in die winkel.”  Het verhaal gaat nog even door. Stasiuk maakt het steeds idioter. Bolek at geen enkele soep meer, alles was besmet, het vat, het mes waarmee zijn moeder de augurken sneed, alle pannen en borden en hij gaf voor de zekerheid niemand meer een hand.

In Negen komen vaker dit soort absurditeiten voor. Jacek komt voor het eerst in een woning. Stasiuk beschrijft het smerige trappenhuis, de kamers en de vreemde luchten die er hangen. Dan opeens uit het niets, alsof het een belangrijke gebeurtenis uit het leven van Janek betreft :“Toen zag hij voor het eerst van zijn leven fotobehang. Het stelde een park in de herfst voor.”

Opvallend is dat Stasiuk soms ineens in de opsom-modus schiet. Er komt een pistool voor in een scene en hij wijdt uit over de vele soorten vuurwapens. Hij noemt ze bij naam en wanneer ze populair waren in Polen. Zo komen ook de meeste tram- en buslijnen in Warschau voorbij. Zij worden met nummer en naam genoemd. Al met al nodigt het beeld dat hij geeft van Warschau niet uit om de stad te bezoeken.
De oorlog komt echter nauwelijks voor in dit boek. Wel laat het de tragiek zien van de Sovjet-bezetting en de eerste euforische jaren erna, die niet voor iedereen als een bevrijding uitpakte.

Stasiuk heeft een mooi boek geschreven over deze periode, maar hier en daar vond ik het wat ontsporen. Er zitten scenes in die als een tang op een varken slaan. De titel van het boek vond ik ook nergens terug in het boek zelf.

Geen opmerkingen: