Van Mathijs Deen lees ik alles, zowel zijn non-fictie, zijn waddenthrillers als zijn andere romans. Omdat zijn stem zo aangenaam is luister ik zijn boeken het liefst, zo ook deze net verschenen korte roman over een aantal generaties tuinbazen. Hij vertelt chronologisch het verhaal van de mannen die werkten op het landgoed Broeckvoorde, van 1848 tot 1954, maar het verhaal gaat vooral over standsverschillen en het verglijden van de tijd.
Het eerste personage is Dirk Valks die als zoon van de tuinbaas op Broeckvoorde de klokken mag luiden. Wanneer hij de toren van het landhuis beklimt moet hij goed opletten geen bewoners tegen het lijf te lopen; het lagere personeel moest het werk kennelijk zo onzichtbaar mogelijk doen. De zolder is voor hem een vrijplaats, waar de familie zich niet zomaar zal vertonen. In het hout staan namen gekerfd van eerdere klokkenluiders, waaronder zijn jong gestorven broer. Meteen in dit eerste hoofdstuk dringt de symboliek van dood en tijdelijkheid zich nadrukkelijk op. Sowieso zit de roman vol klokken, zeisen en afstervende natuur, die geboorte en sterfte in de roman begeleiden.
Vanuit het zolderraam ziet Dirk zijn vader op het veld onwel worden en dood neervallen. De landheer komt aan huis bij de getroffen familie, die net als het andere personeel op het land woont, strikt gescheiden van het landhuis. Na de verplichte condoleance komt hij snel ter zake. De moeder zal met Dirk naar een andere woning moeten verhuizen, om plaats te maken voor een groter gezin. De moeder toont slechts onderdanigheid, van verzet is geen sprake. Ook bij latere generaties lijken de tuinbazen en hun familie een soort bezit van de landheer. Als de baas vindt dat een zoon van een tuinbaas elders moet gaan werken, dan gebeurt dat zonder protest.
Naast het thema standsverschillen laat Deen heel mooi de introductie van moderne technieken zien in de roman. Zo beschrijft hij uitgebreid het maken van fotoportretten: hoelang men stil moest staan en wat er verder bij kwam kijken. De gefotografeerde personen vinden het niet allemaal even prettig. Zij vragen zich hardop af wat het nut van foto’s is en de fotograaf moet omstandig uitleggen dat mensen gezichten van hun overleden geliefden snel kunnen vergeten en dat een foto hen helpt de herinnering levend te houden.
Er wordt in het verhaal veel gras gemaaid; een glad gazon is het visitekaartje van de tuinbaas. Om de paar weken pakken de knechten de zeis op om systematisch het gras kort te maaien. De introductie van de grasmaaimachine is een enorme gebeurtenis. Deen beschrijft de machine en het vervoer naar Nederland, maar de tijd is er nog niet rijp voor: de machine verdwijnt in een schuur en komt er voorlopig niet meer uit.
Met het lichte verzet tegen het fototoestel en de maaimachine laat Mathijs Deen de kritiek op de moderne tijd zien. Het vaste ritme op het land, het eeuwenoude handwerk en de duidelijke verhoudingen tussen bazen en personeel hadden ook iets overzichtelijks en geruststellends. Door de tijd heen verandert uiteindelijk alles, maar toch is het verschil tussen 1848 en 1954 beperkt; de grote veranderingen op het platteland moeten dan nog komen. Mocht Mathijs Deen een vervolg schrijven op Gras dan zal ik dat zeker lezen.

Geen opmerkingen:
Een reactie posten