vrijdag 27 september 2013

Andrzej Szczypiorski – Een mis voor de stad Atrecht


Dit is het derde boek van Szczypiorski dat ik in korte tijd lees. Het lag al langer in de kast. Ik heb het ooit van mijn vader gekregen, maar nooit gelezen. ‘Een mis voor de stad Atrecht’ is een historische roman, maar erg actueel in het Polen van de jaren zestig.

In de stad Atrecht slaat een collectieve godsdienstwaan toe. Mensen zwepen elkaar op in geloofsijver. Heeft het te maken met de pest die drie jaar terug een groot deel van de bevolking de hongerdood stierf? Een jonge vrouw belandde toen op de brandstapel omdat zij haar eigen kind had opgegeten. Het ergste aan deze zaak was dat Albert, de geestelijk leider van de Atrecht, geen absolutie verleende. De vrouw zal dus eeuwig branden in de hel.

Het verhaal van Atrecht wordt verteld door Jean, de leerling van Albert. Een ander hoofdpersoon is David, de bisschop van Utrecht, die de hoogste macht vertegenwoordigt. Hij is natuurlijk een smulpaap die zich ruim te goed doet aan drank en vrouwen, maar hij is ook een zeer godsdienstig man.

Drie jaar na de pest leidt een klein incident tot de eerste uitbarsting. Een jood wordt ervan verdacht het paard van lakenhandelaar Gervais, bijgenaamd de Damascener, te hebben gedood door een vloek uit te spreken. Er is geen enkele grond voor deze beschuldiging, maar: “Voor het middag was, brandde de jood genaamd Icchak als een fakkel.”

Dan gaat het snel. De Raad van Atrecht, waar Jean deel van uit maakt, ziet overal geloofsafval, gebrek aan liefde voor de stad Atrecht  en complotten. De een na de ander wordt verbrand. Eerst krijgen de joden vooral de schuld en trekken de hordes ’s avonds de joodse wijk binnen. Later kan iedereen het volgende slachtoffer zijn: de hoge heren, leden van de raad zelf. De Damascener gaat er ook aan. Uiteindelijk wordt Jean gearresteerd, niet omdat hij de stad wilde ontvluchtte, maar omdat hij het laatste gesprek met een veroordeelde voerde. Hij had dus alle gelegenheid om samen te zweren.

Jean is de verteller van het verhaal. Hij overleeft omdat Bisschop David juist op tijd arriveert. De schuldigen, maar wie zijn dit - de hele stad maakte zich schuldig – lijken te ontwaken. De leden van de raad worden niet verbrand voor hun zonden, maar slechts de stad uitgestuurd. Albert is dan al een natuurlijke dood gestorven. Hij beweert dat hij het meest heeft moeten lijden, typisch idee van veel dictators. Volgens hem waren de intenties goed – geloofsijver en liefde voor Atrecht -  dus het moorden moet vergeven worden door God.

Szczypiorski laat heel mooi de filosofie achter deze collectieve waan zien. Natuurlijk kun je het geloof vervangen door het communisme of nazisme, de mechanismen zijn hetzelfde. Het moorden vloeit vanzelf voort uit het geloof of de ideologie: “het maakt niet uit of je dwaalt, als je maar gelooft” en: ”elk geloof is beter dan ongeloof”. Je zet de tv aan en ziet de bendes voor Amerikaanse ambassades schreeuwen en je weet hoe actueel dit is.

Als de waanzin is uitgewoed vraagt men zich af hoe het heeft kunnen gebeuren. De vraag is niet: waarom heb je onschuldigen gedood? De belangrijkste vraag is: waarom dacht je dat het geoorloofd was?

Jean (Szczypiorski) is na de bevrijding door bisschop David niet optimistisch. Het kan elk moment weer gebeuren dat geloofsijver en groepsdruk leiden tot grootschalige moordpartijen. Het individu is dan niets meer waard. “Geen ergere tirannie dan de eensgezindheid.” Al met al weer een prachtboek van Szczypiorski. Het volgende boek van hem is al in huis.

Geen opmerkingen: