De stapel aangebroken boeken heb ik laten liggen om deel 2
van deze Kroniek meteen achter deel 1 aan te lezen. Het is meer van hetzelfde,
maar meer goeds van hetzelfde is prima.
In dit deel lees je hoe hij hard werkt zijn hoofdwerk De
Zondvloed en hoe hij worstelt met zijn studie over Helene Swarth. De angst voor
reacties op zijn werk blijft groot. Sowieso durft Brouwers zich nergens te
vertonen. Hij trekt zich meer en meer terug in zijn eigen wereld. Hij gaat
bijna onderdoor aan een grote verbouwing van huis. Om de werklui de indruk te
geven dat hij ook werkt typt hij soms zinloos een vel vol, zodat zij horen dat
hij ook bezig is.
Brouwers staat bekend als een chagrijn, maar zijn kritiek is
heel zuiver. Hij geeft zo precies mogelijk aan wat hij aan een boek goed of
slecht vindt en verwacht (hoopt) dat de ontvanger van deze kritiek het niet als
persoonlijke aanval opvat. Graag wil hij ook zo bekritiseerd worden. Helaas,
hij ziet weinig goeds van het recensentenvolk afkomen. Hij gaat in dit deel
weer bijzonder fel tekeer tegen hen. Merkwaardig genoeg noemt hij bij zijn
opsomming welke critici niet bij het gespuis horen, Aad Nuis! Als er 1 misdadige flapdrol deze
titel verdient is hij het wel. Niet voor niets rijmt Nuis op gespuis.
Interessant zijn de brieven aan de jonge schrijver René
Stoute. Ik kende hem niet (heb ik wat gemist?) en zal zijn boeken eens
bekijken. Op internet lees ik dat hij later verbouw is tot Renate Stoute. Brouwers
geeft vaderlijke raad en benaderd dit talent heel omzichtig en serieus.
De meeste brieven in dit boek gaan naar Hans Roest, Harry
Prick, Jaap Goedegebuure en Tom van Deel. Maarten ’t Hart schrijft hij minder.
Misschien reageerde ’ t Hart niet meer op zijn kritiek en stopte de
briefwisseling. Ook met andere auteurs of uitgevers ben ik benieuwd naar de
andere kant van de briefwisseling. En wat daarbuiten allemaal gebeurde.
Brouwers komt heel weldenkend over maar ik kan mij levendig voorstellen hoe hij in levende lijf en met de nodige jenever op tekeer kan gaan en een contact voorgoed kan verzieken. Over jenever… Op pagina 216/217 geeft Brouwers een uiteenzetting over jeneverscheten. Te vies om hier te citeren, maar pak dat boek en sla het open op genoemde pagina’s waar de woorden ‘blubbernat’ en ‘vanillegeel’ in voorkomen. Tot slot, in dit deel wordt A.Moonen eenmaal genoemd!
Brouwers komt heel weldenkend over maar ik kan mij levendig voorstellen hoe hij in levende lijf en met de nodige jenever op tekeer kan gaan en een contact voorgoed kan verzieken. Over jenever… Op pagina 216/217 geeft Brouwers een uiteenzetting over jeneverscheten. Te vies om hier te citeren, maar pak dat boek en sla het open op genoemde pagina’s waar de woorden ‘blubbernat’ en ‘vanillegeel’ in voorkomen. Tot slot, in dit deel wordt A.Moonen eenmaal genoemd!
Geen opmerkingen:
Een reactie posten