Ter gelegenheid van Reve’s zeventigste verjaardag werd in 1991 dit vriendenboek uitgebracht. Dergelijke boeken staan vaak vol met
lofprijzingen. Dit is anders in deze bundel.
Naast verhalende stukken over bijvoorbeeld zijn manier van lesgeven is
er een kritisch stuk van Hans van den Bergh gericht tegen Reve’s literatuuropvatting.
In Het raadsel der onleesbaarheid vraagt Karel van het Reve zich af waarom
literatuurwetenschappers er niet in slagen iets zinvols in een fatsoenlijke
stijl naar voren te brengen over literatuur; een meesterlijk stuk. Van den Bergh doet een poging zijn kritiek te
pareren en toegegeven het is een aardige poging. Maar het hele vakgebied blijft
iets pretentieus hebben en doet tegelijkertijd weinig ‘ontdekkingen’, die de
moeite van kennisnemen waard zijn. Literatuurwetenschap leidt aan hetzelfde euvel
als bijvoorbeeld semiotiek, communicatiewetenschap (om er nog meer gewicht aan
te geven wordt er soms over het meervoud wetenschappen gesproken),
bedrijfskunde, etc. Simpele dingen worden met een soort wetenschappelijk saus
overgoten om er meer volume aan te geven en veel lezers denken dat zaken wel
ingewikkeld moeten zijn omdat er zo onleesbaar over wordt geschreven.
Maar goed, het stuk van Maarten ’t Hart levert ook kritiek.
Ten eerste op Reve’s enigszins luie aard,
wie is dat niet in vergelijking met Maarten ’t Hart, maar vooral op zijn
commentaar op de evolutietheorie. Karel van het Reve heeft hier inderdaad
baarlijke nonsens over opgeschreven. Hij had maar 1 of 2 boeken over het
onderwerp hoeven te lezen om er enige kennis over op te doen: luiheid? Maarten
’t Hart maakt hem min of meer af in dit stuk.
Sommige bijdragen
in deze bundel hebben weinig met Karel van het Reve te maken zoals het stuk
over Elsschot van Vic van der Reijt en de bijdrage van Han Israeëls over de
Gier van Freud. Maar over deze stukken kun je zeggen dat Karel van het Reve de
onderwerpen interessant vond en ze waarschijnlijk met belangstelling heeft
gelezen. Anders ligt dit bij het stuk van Hugo Brandt Corstius. Het gaat over
palindromen en staat vol met woordspelletjes en andere flauwekul. Het is
geschreven in een stijl die we van Hugo Brandt Corstius kennen, alsof je een
emmer zand moet leegeten.
Schitterend
tot slot is de bijdrage van Alexander Münninghoff: Karel heeft echt bestaan.
Hij beschrijft hoe de Russische poëzie en met name de colleges van Karel van
het Reve hem heeft gered. Door zijn kennis van deze poëzie ving hij een eerste
glimp op van de perestrojka. Op de Russische televisie werd gevraagd naar een
gedicht van Mandelstam. De deelnemers wisten het antwoord niet. De quizmaster
zegt dan: “Dat konden jullie ook niet weten. En dat is onze schuld.”
Geen opmerkingen:
Een reactie posten