dinsdag 24 september 2013

Uren met Karel van het Reve – Liber Amicorum


Ter gelegenheid van Reve’s zeventigste verjaardag werd in 1991 dit vriendenboek uitgebracht. Dergelijke boeken staan vaak vol met lofprijzingen. Dit is anders in deze bundel.  Naast verhalende stukken over bijvoorbeeld zijn manier van lesgeven is er een kritisch stuk van Hans van den Bergh gericht tegen Reve’s literatuuropvatting. 

In Het raadsel der onleesbaarheid vraagt Karel van het Reve zich af waarom literatuurwetenschappers er niet in slagen iets zinvols in een fatsoenlijke stijl naar voren te brengen over literatuur; een meesterlijk stuk.  Van den Bergh doet een poging zijn kritiek te pareren en toegegeven het is een aardige poging. Maar het hele vakgebied blijft iets pretentieus hebben en doet tegelijkertijd weinig ‘ontdekkingen’, die de moeite van kennisnemen waard zijn. Literatuurwetenschap leidt aan hetzelfde euvel als bijvoorbeeld semiotiek, communicatiewetenschap (om er nog meer gewicht aan te geven wordt er soms over het meervoud wetenschappen gesproken), bedrijfskunde, etc. Simpele dingen worden met een soort wetenschappelijk saus overgoten om er meer volume aan te geven en veel lezers denken dat zaken wel ingewikkeld moeten zijn omdat er zo onleesbaar over wordt geschreven.

Maar goed, het stuk van Maarten ’t Hart levert ook kritiek. Ten eerste op Reve’s enigszins luie aard,  wie is dat niet in vergelijking met Maarten ’t Hart, maar vooral op zijn commentaar op de evolutietheorie. Karel van het Reve heeft hier inderdaad baarlijke nonsens over opgeschreven. Hij had maar 1 of 2 boeken over het onderwerp hoeven te lezen om er enige kennis over op te doen: luiheid? Maarten ’t Hart maakt hem min of meer af in dit stuk.

Sommige bijdragen in deze bundel hebben weinig met Karel van het Reve te maken zoals het stuk over Elsschot van Vic van der Reijt en de bijdrage van Han Israeëls over de Gier van Freud. Maar over deze stukken kun je zeggen dat Karel van het Reve de onderwerpen interessant vond en ze waarschijnlijk met belangstelling heeft gelezen. Anders ligt dit bij het stuk van Hugo Brandt Corstius. Het gaat over palindromen en staat vol met woordspelletjes en andere flauwekul. Het is geschreven in een stijl die we van Hugo Brandt Corstius kennen, alsof je een emmer zand moet leegeten.

Schitterend tot slot is de bijdrage van Alexander Münninghoff: Karel heeft echt bestaan. Hij beschrijft hoe de Russische poëzie en met name de colleges van Karel van het Reve hem heeft gered. Door zijn kennis van deze poëzie ving hij een eerste glimp op van de perestrojka. Op de Russische televisie werd gevraagd naar een gedicht van Mandelstam. De deelnemers wisten het antwoord niet. De quizmaster zegt dan: “Dat konden jullie ook niet weten. En dat is onze schuld.”

Geen opmerkingen: