Blij verrast was ik toen het dubbelnummer van Matten op de
deurmat neerplofte: 250 pagina’s ter gelegenheid van de 60ste
verjaardag van Timman. Ik verwachtte
bijdragen van vrienden en collega-schakers over Timman, persoonlijk en
schaaktechnisch. Het was anders. De auteur van het hele nummer, ook als
boekwerk uitgebracht, is John Kuipers. In 15 hoofdstukken schetst hij het
schaakleven van Jan Timman. Nu ben ik een groot fan van Timman, dus alles wat
er over hem geschreven wordt lees ik met belangstelling. Maar het had zoveel
mooier gekund: een gemiste kans van Matten.
Dit boek is geen echte biografie. Het leven van Jan Timman
staat niet centraal, het gaat om zijn schaakcarrière. Heel jammer is dat er in
het boek dan niet wordt ingegaan op schaaktechnische zaken: geen diagrammen en
geen partijfragmenten. Regelmatig schrijft Kuipers dat Timman zoveel openingen
beheerst en dat dit een van zijn sterke punten is. Hij geeft niet aan welke
openingen hij speelde in welke fase van
zijn schaakontwikkeling. Wanneer stopte hij met een bepaalde opening te spelen
en waarom? Hoe hij zich voorbereidde op belangrijke wedstrijden blijft
schaaktechnisch ook een gesloten boek. Wel lees je wie zijn secondanten waren
en hoeveel uur hij trainde, maar wat hij trainde… Terwijl dat juist de meest
interessante zaken zijn.
Dit wil niet zeggen dat ik het boek niet met plezier heb
gelezen. Meest boeiend is de voortdurend strijd om de beste schaker te worden.
Timman is een speler die machtig spel liet zien, aanvallend en verrassend. Hij
was een aantrekkelijke speler die een tijdlang onder Karpov en Kasparov zich de
beste van de wereld kon noemen. Helaas is de manier waarop hij soms partijen
verloor even legendarisch. Te lezen hoe hij telkens weer terugkwam of het net
niet haalde is aangrijpend, hoewel anderen dit mooier hebben beschreven,
allereerst Donner, maar ook Timman zelf. Naast het enorme talent is Jan Timman
ook een aardige man, met interesses buiten het schaakbord. Anders dan Kasparov,
Kortchnoi, om maar te zwijgen van Fischer, is Timman de redelijkheid zelf en
heeft hij zelden stampij gemaakt tijdens een tweekamp.
Leuk zijn de zijpaden in dit boek. De obsessie van Laurie Langenbach
voor Timman komt uitvoerig aan bod. De hele geschiedenis van het Interpolistoernooi
krijgt ruim aandacht. Bobby Fischer behandelt Kuipers eveneens, hoewel Timman
weinig met hem te maken heeft gehad.
De kern van het boek vormt de strijd om het wereldkampioenschap,
waar Timman vanaf eind jaren ’70 in meedraaide. Ik volgde vanaf de eerste helft
van de jaren 80 alles wat er speelde op schaakgebied en dat was veel tijdens de
gouden jaren van het schaken (1975-1995). Als Timman weer een stap verder had gezet
in een WK-cyclus door in de laatste ronde nipt te winnen was ik als fans altijd
weer opgelucht. Met Timman kon je alles verwachten. Dit boek brengt dus de
nodige nostalgische gevoelens boven.
Al met al een wisselend boek. Ik heb het gevoel dat Kuipers
een serie artikelen aan elkaar heeft gebreid tot een boek; de colofon of het
bedankje geeft hier geen uitsluitsel over. In veel hoofdstukken wordt iets
vertelt als nieuw weetje, terwijl je het net uitvoerig in het vorige hoofdstuk
hebt gelezen: heel irritant. Sowieso zit het boek vol herhalingen. Zelf een
keer een paar hele zinnen die een halve pagina lager herhaald worden. Daarbij
is de hoofdstukindeling erg onduidelijk. Wat nodig was, was een redacteur. Ik
heb eerder gemerkt dat het hier nogal aan ontbreekt bij Matten.
In het laatste hoofdstuk beschrijft Kuipers Timman die over
zijn hoogtepunt heen is. Hier ontbreekt het feit, je mag niets verzwijgen over
iemands neergang, dat Timman momenteel voor Wageningen uitkomt in de eerste
klasse. Ook is daarbij belangrijk om te melden dat de eerste bordspeler van RSR
Ivoren Toren, Joost van Ruitenburg, vorig seizoen Timman heeft weten te verslaan. Een
bijkomstig detail is dat op bord 5 ene A. Dabrowski, met wit spelend, in 20
zetten een vol punt pakte in een Koningsgambiet
met 2 stukoffers.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten