woensdag 25 september 2013

Thomas Bernhard – Vorst


Thomas Bernard is een groot schrijver. Ik heb een stuk of vijf korte romans (novellen) van hem gelezen. Het vreemde is dat veel passages in zijn boeken echt geweldig zijn, maar dat bij elk boek op driekwart de verveling toeslaat. De vorst heeft geen 100 maar 300 pagina’s. Het is goed geschreven, mooie monologen, toch heb ik bijna twee maanden over gedaan het uit te krijgen. Wat is dat toch?

Vorst gaat over een schilder die zich heeft gevestigd in een afgelegen bergdorp. Zij broer maakt zich zorgen en stuurt een student naar het dorp om de schilder te observeren. Het verhaal wordt verteld door de student. Het dorp herbergt een nogal lompe boerenbevolking in de ogen van de schilder. Mikpunt van spot is de waardin in de herberg, waar zowel de schilder als de student logeren. De schilder verdenkt haar ook van allerlei manipulaties. Het is duidelijk dat dit vooral de paranoia van de schilder is. De personen in het boek hebben overigens geen namen, maar worden door Thomas Bernard bij hun beroep genoemd, zoals de pastoor of de ingenieur. Een belangrijk figuur is de vilder. Hij heeft het aangelegd met de waardin, wier man in het gevang zit.

Het hele boek draait om de gesprekken die de student en de schilder hebben. Deze gaan over de laagheid van de dorpelingen, over de arbeiders, maar  ook over God, het communisme, goed en kwaad, etc. De schilder kan nogal doordraven. Dit levert het beste proza op. Het leven wordt door de schilder vergeleken met een slachterij. Het onderwijs moet beginnen in het slachthuis en uiteindelijk komt hij tot de volgende slotsom: “de enige waarheid is de slachthuiswaarheid!”

Over het huwelijk zegt hij: “Door de kerkdeur gaan ze naar binnen en door de bordeeldeur naar buiten.”
De titel Vorst komt pas laat in het boek ter sprake in een monoloog, waarbij vorst wordt beschreven als een alles vernietigende kracht. “De vorst vreet alles op. Bomen mensen, het vee en dat wat in de bomen is en in de mensen en in het vee. Het bloed stolt, ook bij de hoogste snelheid. Je kunt een doodgevroren mens als een homp oud brood aan stukken breken.”

De schilder is een nogal cynisch persoon, die het hele bergdorp een verschrikking vindt, overal over klaagt en vaak lichamelijke kwaaltjes heeft. Je vraagt je af: als het zo erg is in dat dorp, dan ga je toch gewoon ergens anders heen. Het antwoord is dat hij in dit dorp is gekomen om te sterven. Zijn leven was over. De schilder loopt aan het eind van het boek weg, de kou in en is nooit meer teruggevonden.  Ik vind 300 pagina’s te lang om tot deze zelfmoord te komen; het verhaal had makkelijk in 100 pagina’s gepast.
“Op een dag is alles afgelopen, hoe lang het leven ook nog voortduurt. Eens en voor al ben je dood, en alle schoonheid, dat wat geluk is en geluk kan zijn, de rijkdom en alles heeft zich teruggetrokken, voor altijd.”

Geen opmerkingen: