zaterdag 18 oktober 2025

Anton de Goede – Een gat in het hoofd


Het was voor Anton de Goede geen makkelijke opgave om een biografie over Heere Heeresma af te leveren. De schrijver stond erom bekend dat hij zijn privéleven zoveel mogelijk afschermde. Hij hield van het vertellen van sterke verhalen en strooide zijn lezers zand in de ogen door de achterflappen van zijn boeken op te sieren met prachtige biografische gegevens die weinig met zijn werkelijke leven te maken hadden. Er zijn maar weinig familieleden en vrienden in leven die Heeresma van dichtbij hebben meegemaakt en die hem echt kende. Met zijn dochter had hij geen contact en zijn zoon weigerde mee te werken. De Goede is ondanks dit alles wel de enige juiste persoon die deze biografie had kunnen schrijven. Hij ging goed met Heeresma om en kreeg hem zelfs aan het praten over zijn jeugd. 


Tijdens de jeugd van Heere Heeresma (1932-2011) waren twee zaken cruciaal voor zijn verdere leven: de oorlog en zijn jong overleden vader. Zijn vader die ook Heere heette was theoloog en een groot kenner van de Schrift. Hij gaf Bijbelcursussen en was hoofdredacteur van de Flambouw, een theologisch maandblad. Hij zette zich tijdens de oorlog in voor Joodse onderduikers. De zoon had grote bewondering voor zijn vaders kennis en levensinstelling. Hij stierf in 1943 na een kort ziekbed en liet een vrouw en drie kinderen achter in Amsterdam-Zuid, Heere was de oudste en werd deels verantwoordelijk voor de opvoeding van de andere twee. Terecht besteedt De Goede veel aandacht aan de vader, waar Heere zijn hele leven op leek te steunen. Hij laat ook zien hoe moeilijk het is om in de vroege periode van zijn leven betrouwbare informatie over het gezin te verzamelen. In de romans van Heere kun je zeker dingen over zijn jeugd teruglezen, maar als hij er iets over deze periode losliet was het al moeilijk feite en fictie te onderscheiden, laat staan dat dit uit zijn boeken te distilleren viel. 

 

Maar de biograaf grijpt verder terug. Hij kijkt naar de ouders van beide families: de Scheveningse kant van zijn moeder, met vissers en zeelieden, en zijn opa van vaderskant, afkomstig uit Friesland; hij was ook schipper en vestigde zich in Amsterdam. De verhalen die Heere hier later over vertelt zijn grotendeels uit zijn duim gezogen. Opvallend is dat De Goede door het hele boek heen steeds nieuwe bronnen opduikt die een beeld geven van de jeugd van Heere. Hij weet onderduikers of familie van onderduikers op te sporen, buurtgenoten weet hij te vinden en pas laat in het boek krijgt zijn broer Marcus de ruimte. Hij is zelf ook schrijver geworden en was gebrouilleerd met Heere. Hij schetst een vreselijk beeld van zijn jeugdjaren, waarin de moeder en Heere samenspanden om de twee kleinste kinderen eronder te houden. De Goede citeert uitgebreid een tekst die Marcus schreef, maar zet ook vraagtekens bij het waarheidsgehalte. 

 

Aan het einde van zijn leven zette Heere Heeresma in Een jongen uit Plan-Zuid zijn oorlogsherinneringen op papier. Bovendien wandelde hij in die tijd met Anton de Goede door de buurt van zijn jeugd, wat een prachtige radiodocumentaire opleverde. De biograaf stopt al deze gegevens over de jeugd van Heere bewust niet in de eerste hoofdstukken. Dit spreiden van informatie brengt spanning in het verhaal en hij laat er ook zien hoe hij te werk ging en hoeveel moeite het hem kostte mensen te achterhalen en verhalen te controleren. Bovendien schrijft hij aanstekelijk, ik las het boek achter elkaar uit. Dat heeft natuurlijk alles te maken met mijn bewondering voor het werk van Heeresma. Ik lees hem al veertig jaar en heb een flinke plank boeken van hem in huis. 

 

De Goede bespreekt uiteraard de vele succesromans van Heeresma: Een dagje naar het strandZwaarmoedige verhalen voor bij de centrale verwarming en die andere klassieker Han de Wit gaat in ontwikkelingswerk. Hij bespreekt zijn vertalingen en verfilmingen, zijn enorme drankinname, die stopt in de jaren zestig, zijn interesse in de Bijbel en natuurlijk zijn verschijning in het Amsterdam van de jaren zestig en zeventig, want dat waren zijn gloriejaren. Hij trok op met geestverwanten zoals Jan Arends, later vond hij in Theo van Gogh een bondgenoot. Hij leefde voornamelijk ’s avonds en ’s nachts, wat mogelijk was omdat zijn tweede vrouw Loekie thuis voor hun zoon Heere jr. zorgde en het huishouden deed.

 

Vanaf half jaren zeventig stopte zijn productie. Er verschijnen nog wel boeken, maar dit zijn voornamelijk herdrukken, bundels waar net even een paar andere verhalen in staan of dunne gelegenheidsuitgaven. Heeresma gaf nooit zijn woonadres prijs en onderhandelde met diverse uitgeverijen tegelijkertijd over publicaties. Hij wilde altijd direct in contanten betaald worden. Deze vrijbuiterij, plus zijn neiging de werkelijkheid te verdraaien en verfraaien zullen meegespeeld hebben dat uitgevers op den duur minder happig waren zijn werk uit te geven. Maar ook de publieke belangstelling verminderde.

 

Aan het eind van zijn leven leek hij milder te zijn geworden, maar hij was ook iedereen kwijtgeraakt. Zijn vrouw Loekie verliet hem na decennia samenleven en zelfs zijn zoon keerde zich van hem af. Hij ging echter goed om met buurtgenoten en had contact met een aantal neven. Het brandscherm waarachter hij zich altijd verschool leek soms even omhoog te komen. Het fantaseren en liegen gingen hem altijd makkelijk af, hij sprak lang en vloeiend. Maar radiomaker Wim Noordhoek merkte ooit op dat hij pas haperde als hij bij wijze van uitzondering de waarheid sprak. Anton de Goede heeft zich in deze mooie biografie vastgebeten in dit centrale thema: waarom de leugens en de fantasie zijn werkelijk leven moesten verhullen? Al zijn er geen sluitende antwoorden te vinden, deze moeten dan toch grotendeels te vinden zijn in zijn jeugd: de dominante vader die hij bewonderde en die jong stierf, het al jong op eigen benen moeten staan en het wantrouwen tegenover vreemden dat door de oorlog werd versterkt. Hij trok zijn eigen baan, zoals hij zo vaak beweerde, maar zo vrolijk was dit niet altijd voor hem.

Geen opmerkingen: