Tot voor kort had ik nooit van Aksakov gehoord. Ik zal niet
de enige zijn. Hij is van de generatie van net voor Lermontov, Poesjkin en
Gogol. In deze privé-domein blikt hij terug op zijn jeugd: het idyllische
landgoed van zijn ouders, de kostschool, de universiteit, zin vrienden en zijn
passies zoals toneelspel en vlinders vangen. Het begin van dit boek is wat saai
met een overgevoelige moeder en even labiel zoontje; dus clichématig
negentiende-eeuws Russisch. Later wordt het beter, wanneer hij het enthousiasme
in zijn studententijd beschrijft.
Het leuke van dergelijke jeugdherinneringen
is dat je leest over alledaagsheden van een wereld die wij niet meer kennen:
geen telefoon, geen auto, geen trein. De zomervakantie brengt de jonge leerling
Aksakov bij zijn ouders door, een reis van vele dagen in een soort postkoets.
In de wintermaanden is deze reis niet eens mogelijk. Het leven lijkt veel
trager te verlopen. Het meest afwijkend met onze normen is de omgang met
dieren. Aksakov is een groot dierenliefhebber en hevig geïnteresseerd in alles
wat met natuur te maken heeft. Niettemin houdt hij erg van jagen en beschrijft
hij uitgebreid zijn passie voor vlinders vangen, inclusief de technieken van
verdoven (het lijfje hard indrukken), ontleden en opprikken.
Opmerkelijk is dat
er in het hele boek geen druppel wodka wordt gedronken. Slechts eenmaal wordt
terloops melding gemaakt van iemand die door alcoholmisbruik in de goot terecht
kwam.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten