Ik lees Koos van Zomeren altijd met veel plezier. Toch heb
ik nog lang niet alles van hem tot mij genomen. Dit boek is een in opdracht
geschreven dagboek uit 1987. Thema’s van Van Zomeren zijn de natuur, zijn
verleden bij de partij en zijn jeugd in Herwijnen. Naast een chronologisch dag-na-dag-verslag
staan er stukken tussendoor die hij in dat jaar geschreven heeft.
Schitterend
is het interview met zijn vader over zijn tijd in het geboortedorp: de armoede,
het keiharde werken, de eenvoud, terwijl de twintigste eeuw toch al
begonnen was. Toen de familie op het erf een wc wilde bouwen werd dat door
buurtgenoten gezien als het hoog in de bol hebben. Op de vraag van Koos bleek
dat het normaal was in de open lucht te poepen. Op de volgende vraag hoe het
zat met wc-papier bromt de vader slechts dat het niet allemaal even hygiënisch
was in die tijd.
Prachtig zijn ook de verhalen over dé partij; in dit geval de
socialistische partij op maoïstische grondslag, wat betekende werken in de fabriek, langs de deuren met
drukwerk, volgzaam gehoorzamen aan de partijtop en wachten op de revolutie. Van
Zomeren probeert bij zichzelf en bij zijn kameraden na te gaan wat hen zo bond
aan de partij en waarom hij er toch een
gelukkige tijd heeft gehad.
Elk boek lokt weer een ander boek uit om te lezen;
in dit geval De Witte Prins waarin dit deel van zijn verleden centraal staat.
Bestellen maar. Minder aangenaam in dit dagboek is de obsessie van Van Zomeren met
wat anderen over hem schrijven in recensies e.d. Hij maakt zich er echt heel
erg druk om. Zelden in zo’n sterke mate gelezen bij een auteur. Of anderen
weten het beter te verhullen.
Tot slot is er een opmerkelijk recensie van Hermans’ roman Een heilige van de horlogerie opgenomen. Van Zomeren geeft zeer terechte kritiek op met name het tweede deel van deze roman; vooral op Hermans’ slordige schrijfstijl in dit boek. Ik weet niet of Hermans erop gereageerd heeft. Iets om uit te zoeken.
Tot slot is er een opmerkelijk recensie van Hermans’ roman Een heilige van de horlogerie opgenomen. Van Zomeren geeft zeer terechte kritiek op met name het tweede deel van deze roman; vooral op Hermans’ slordige schrijfstijl in dit boek. Ik weet niet of Hermans erop gereageerd heeft. Iets om uit te zoeken.

Geen opmerkingen:
Een reactie posten