Van Douwe Draaisma had ik wel eens een stuk in de krant gelezen en kende hem
zo als criticus van de eendimensionale Swaab. Maar ik had nog nooit een boek
van hem ingezien. Tijdens het Lezersfeest hoorde ik hem vertellen en besloot
hem te gaan lezen. Toevallig had Marieke Voorn de Heimweefabriek te pakken en
heb ik dat ook als eerste gelezen.
Draaisma behandelt in de Heimweefabriek een aantal
onderwerpen die te maken hebben met het achteruitgaan van het geheugen op
latere leeftijd. Hij vertelt rustig en duidelijk en verwijst regelmatig naar
onderzoek. Het is populair wetenschappelijk in de beste zin van het woord. Dat
wil zeggen, Draaisma legt op begrijpelijk manier uit waarom bepaalde mythes en
vooroordelen niet kloppen en geeft ook aan dat op sommige vragen de wetenschap (nog)
geen antwoord heeft. Beter dan als een Swaab verkondigen dat je de wijsheid in
pacht hebt en deze wel even aan het publiek zal uitdragen.
Tot zover over de stijl, dan nu de inhoud. Draaisma legt
kort uit wat wij weten over het geheugen en gaat in op de slogan ‘Use it or
loose it’. Deze wordt vaak gebruikt om geheugentrainingen te verkopen. Helaas,
het geheugen is geen spier die je kunt vergroten. Als je ouder wordt gaat het
geheugen langzaam achteruit. Door sociale contacten, dingen blijven doen, niet
bang zijn voor nieuwe dingen, etc. hou
je het op het peil dat bij je leeftijd past. Trainen om de kracht ervan te
versterken is een mythe.
Veel mensen klagen over een slecht geheugen. Mooi is dat
Draaisma laat zien dat de mensen met klachten op geheugentests niet slechter
scoren dan mensen zonder klachten. Het probleem is dat mensen met klachten de
moed op geven en bijvoorbeeld niet meer beginnen aan nieuwe dingen omdat zij
denken toch niks meer te kunnen leren. Juist dan wordt het geheugen te weinig
geprikkeld en gaat het daadwerkelijk achteruit. En zo komt de verwachting uit.
Klachten over een slecht geheugen vinden vaak de oorsprong in depressie,
oververmoeidheid, sociaal isolement, etc.
Draaisma laat zien hoe gekleurd ons geheugen is. Hij haalt
onderzoek aan waarbij tieners in 1962 zijn bevraagd. 35 jaar later zijn deze
mensen opnieuw bevraagd; als toegift werd gevraagd hoe zij dachten dat zij als
tiener de vragen hadden ingevuld. De verschuiving is hier groot te noemen.
Bijvoorbeeld: twee keer zoveel mannen zien zichzelf met terugwerkende kracht
als moeders lieveling. Op de vraag of je weleens een tik kreeg antwoord 33 %
ja, in 1962 82 %. Interessant: hoe dit te interpreteren… Dat laat ik graag aan
de lezer over.
Het meest boeiende onderwerp van dit boek is het
reminiscentie-effect. Dit is het terugkeren van herinneringen op latere
leeftijd. Draaisma noemt het een drievoudig raadsel: ze duiken op als de rest
van het geheugen in verval raakt, ze zijn erg helder en het gaat bijna altijd
om herinneringen uit de jong volwassenheid. Als 46-jarige besef je dus niet dat
je over 20 jaar dingen zult herinneren die je nu vergeten bent.
Terecht staat Draaisma lang stil bij de verklaringen waarom
ouderen vooral sterke herinneringen hebben aan hun adolescentiejaren. Dit
blijkt ook uit autobiografieën. De periode 15 jaar tot 30 jaar beslaat meestal
het grootste deel van een autobiografie. Komt het omdat je dan de meeste nieuwe
dingen meemaakt? Of ligt de verklaring in de werking van onze hersenen?
Geïnterviewde ouderen die de Tweede Wereldoorlog op middelbare leeftijd
meegemaakt hebben, noemen deze periode zelden de meest bepalende in hun leven.
Draaisma gaat lang door op dit onderwerp, noemt de verschillende standpunten en
haalt onderzoek aan, teveel om hier samen te vatten. Je zult hiervoor dit boek
moeten lezen.
Tot slot vond ik interessant om te lezen over de eigenschap
verlegenheid. Deze kun je zien als charmant. Maar iemand die verlegen is heeft
kennelijk geen belangstelling voor zijn
omgeving omdat hij vooral denkt aan wat anderen wel van hem zullen vinden;
helemaal niet zo’n positieve eigenschap dus. Nogmaals tot slot, het boek is met 140 pagina’s veel te dun
voor dit grote onderwerp.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten