Dit jaar op
8 juni (2016) overleed de Franse schrijver Maurice Pons. Hij werd geboren in
Straatsburg in 1927, maar woonde meer dan vijftig jaar op een afgelegen plek in
Normandië, Moulin d’Andé. Vanuit het 100 kilometer verder gelegen Parijs bezochten
zijn vrienden hem, zoals Jean Moreau, François Truffaut, die de film Jules et
Jim hier voor een deel opnam en collega-schrijver Georges Perec, die er maanden
bivakkeerde en er het idee uitwerkte voor het e-loze boek ‘La Disparition’.
Les
Saisons, uit 1965 - vertaald als ‘De seizoenen’ door Mirjam de Veth - is het
meest bekende boek van Pons. Deze vertaling is prachtig uitgegeven door de
kleine uitgeverij Coppens & Frenks. ‘De
seizoenen’ is een vreemd en wreed verhaal over een man die zijn heil zoekt in
een afgelegen bergdorp en min of meer opgenomen wordt in de gemeenschap
van mismaakte en gestoorde dorpelingen.
Het regent
gestaag wanneer Siméon het boerendorp betreedt. Als verwelkoming krijgt hij een
schapenschedel naar zich toe geslingerd. Hij verminkt zijn teen wanneer hij
probeert het ding weg te schoppen. De teen wordt niet meer beter en leidt tot
een reeks pijnen. Later slaat verrotting toe op andere lichaamsdelen.
Bij het
binnengaan van caféruimte komt Siméon een weerzinwekkende lucht tegemoet. Op de
grond ligt braaksel en hij hoort het gonzen van een zwerm vette vliegen, die
bewegen rond de smerige etenskommen op de grond. Er zijn twee klanten,
douanebeambten, die een spel spelen met de dikke, zo te zien aan elefantiasis
lijdende, barvrouw.
Hij betrapt
hen bij dit pierentrekken: “wijdbeens gezeten op de knieën van een van de
twee douanebeambten – de douanier tweede
klasse zodra weldra zou blijken – die haar tegen zich aan hield door met beide
gespreide handen haar billen te omvatten, kneep ze zijn neusvleugels tussen
twee vingers, en de vuile talg waarmee ze vol zaten spoot als zwartkoppige
wormpjes uit de poriën tevoorschijn. Bij iedere mee-eter die naar buiten kwam
schaterden ze het uit, waarbij ze de douanechef, die voor scheidrechter speelde
en nauwlettend de punten telde, in hun vrolijkheid meesleepten.”
De sfeer
van het boek is hiermee getekend. Alles in het dorp is smerig en verrot. De
mensen zijn lomp en agressief. De meesten zijn mismaakt; zij missen benen,
armen of een oog. Zij eten uitsluitend linzen en drinken daarbij
linzenbrandenwijn.
De barvrouw
heet madame Ham. Zij reageert boosaardig op de entree van Siméon. Maar hij mag uiteindelijk
zijn intrek nemen en logeert boven het café op een koude open zolder. Hier wil
hij aan zijn boek werken. De eerste weken blijft hij op zolder zitten en komt
alleen naar beneden voor zijn linzendrab.
Wanneer
zijn teen helemaal opgezwollen en ontstoken is gaat Siméon op zoek naar de
dokter in het dorp. Hij wil tijdens zijn
wandeling in geen geval als toerist, laat staan als zwerver opgevat
worden. Bij het nemen van een omweg ziet hij de naakte Clara een bad nemen. Hij
is op slag verliefd, maar moet in de stromende regen wachten tot zonsondergang
alvorens hij langs haar raam kan sluipen.
Hij ontmoet
Louana, een zevenjarig meisje zittende tussen de uitwerpselen om het
christusmonument. Zij is een sluw loeder, maar wijst hem wel de weg naar Croll,
de man die hem kan helpen met zijn teen, die inmiddels de vorm en omvang van
een uitdagende courgette heeft aangenomen. De stank in de grot van Croll is
ondraaglijk. De dokter zuigt de pus uit zijn teen. Dat geeft tijdelijk verlichting.
De gebeurtenissen
in het kleine dorp gaan altijd gepaard met ranzigheden en wrede handelingen.
Siméon takelt verder af. Zijn voet verrot. Hij gaat terug naar Croll, Het
rottende vlees wordt gretig door de ezel van Croll opgegeten. De wond likt hij
schoon.
Het lange
regenseizoen gaat over in het maandenlange ijskoude seizoen. De lente is hier
onbekend. De bewoners binden levende dieren vast op hun lijven om het warm te
krijgen. Er vriezen mensen dood, maar niemand kan het ene moer schelen.
Tijdens een
vergadering krijgt Siméon toestemming een kind te verwekken bij Clara. In een
hysterische scene kijkt het halve dorp toe hoe Clara door de twee douaniers
wordt opgetild en op de verzwakte Siméon wordt geplaatst. De kikker die Clara
heeft ingebracht voelt week aan. De dorpelingen lachen zich een bult, vooral
als de twee vast komen te zitten aan elkaar. Ruw vindt de scheiding plaats. Van
zijn geslacht rest slechts een bloedende massa. Zo vinden
er meer gruwelijke gebeurtenissen plaats. Siméon wil vertrekken voordat hij nog
meer lichaamsdelen kwijtraakt. Hij roept uit: “de ellende zegeviert altijd.”
Dan rijden
er plotseling twee ruiters het dorpje binnen. Zij vertellen over een andere wereld
waar voldoende te eten is. Zij laten rijst zien. Voor Siméon staat het nu vast
dat hij weg wil. De ellende is hier bijna groter dan de plek waar hij ooit
vandaan kwam, waar zijn zus werd vermoord en waar hij lange tijd in een kooi
onder de brandende zon opgesloten heeft gezeten.
Wanneer de kou
afneemt en de dooi inzet komt de stank vrij. Dorpelingen slepen de lijken van
mensen en dieren naar buiten. Madame Ham is ook dood. Niemand treurt om haar.
Siméon komt niet zomaar weg. Het hele dorp wil mee. Maar de tocht uit het dal
gaat niet opleveren wat men ervan verwacht.
‘De
seizoenen’ is een merkwaardig boek. Het heeft iets Kafkaësk. Het verhaal speelt
zich af op een onaardse plek. De seizoenen duren er jaren. Pons noemt nergens
een plaats of een land. Heel af en toe verwijst hij naar iets buiten het dorp,
zoals wanneer hij mijmert over de eetgewoonten van de dorpelingen: uitsluitend
linzen: “nooit had hij in enige schotel het kleinste piezeltje spek of zwoerd
ontdekt, zelfs geen vel van die ezelsworst waarop de Polen zo dol heten te
zijn.” Misschien is dit een grapje voor zijn vriend Perec, die van Poolse komaf
is. De familie van Pons was overigens afkomstig uit een ijzig dorpje in de
Alpen. Wie weet heeft hij hierdoor inspiratie opgedaan.
In het
nawoord wijst Mirjam de Veth erop dat ‘De seizoenen’ een roman is over
schrijverschap. Siméon komt in het dorp om te schrijven. Hij is er om “het
brood van de woorden en de wijn van de zinnen te delen.” Hij moet gruwelen
omsmeden tot schoonheid om de wereld te kunnen zuiveren. Ditzelfde doet Maurice
Pons. Hij is hier uitstekend in geslaagd. ‘De seizoenen’ is een rauw en
barbaars boek, maar ook verschrikkelijk mooi. Het is niet voor niets een van de
favoriete boeken van Dimitri Verhulst.
1 opmerking:
Wordt vast spoedig verfilmd, hopelijk door een Belgische cineast(e).
Een reactie posten