woensdag 3 augustus 2016

Karel van het Reve - Dankwoord bij de aanvaarding van de P.C. Hooftprijs


Op de boekenmarkt van Zutphen kocht ik dit bescheiden boekje, waar ik al jaren naar op zoek was: het dankwoord van Karel van het Reve bij de aanvaarding van de P.C. Hooftprijs in 1982. Er waren 225 exemplaren van gedrukt; het boekje was niet voor de handel bestemd.

De verhandeling gaat over kunst en kunstbeleid. Vanzelf komt Van het Reve uit bij ‘het echt bestaande socialisme’ en de ‘betrokkenheid van kunst en politiek’. Reve vertelt weinig nieuws, maar vat nog eens een aantal punten samen die hij eerder naar voren bracht in ‘Lenin heeft echt bestaan’ en ‘Marius wil niet in Joegoslavië wonen’.

De discussie lijkt nu wat achterhaald. Maatschappelijke betrokkenheid van kunst is niet meer in de mode. Maar in de jaren 80 werd er nog volop geijverd voor een vrije socialistische kunst. De kapitalistische kunst met al zijn uitwassen werd als onvrij gezien. Kunstenaars werken er immers voor de markt en niet voor het volk.

Dat het volk niet kiest voor het Marxisme en de bijbehorende Marxistische kunst is verklaarbaar. “Dat komt omdat de massa niet vrij is. Zij wordt door de kapitalistische media bedrogen, gemanipuleerd. Daarom moeten wij ervoor zorgen dat de massa geen keuze meer heeft. Dan stemt zij vanzelf op ons en dan is zij pas echt vrij.” Een redenering die in iets andere bewoordingen tegenwoordig weer aan populariteit wint.

Ook het optimisme dat de politiek de kunst kan inzetten om het volk te verheffen is in 2016  zeker niet verdwenen. Bij een subsidieaanvraag voor bijvoorbeeld een theatergroep of een orkest helpt het wel degelijk als je aangeeft dat je je richt op arbeiders of een andere groep achtergestelden.

Een ander cliché dat Karel van het Reve noemt is de drang om te vernieuwen, en het geloof dat vernieuwing goed is. “In de techniek is dat vaak zo: de nieuwe rekenmachine’s en televisietoestellen zijn beter dan de oude, maar in de kunst is dat niet zo. De zonen van Bach voerden interessante vernieuwingen in, maar ze waren niet beter dan hun vader.” En zo is het ook bij andere kunstvormen.

Karel van het Reve verzekert de jury dat hij het ontvangen geld niet zal besteden aan welk hoogmoedige vernieuwing dan ook. Hij besluit zijn betoog met: “Als de minister dat niet goed vindt, dan moet hij dat geld maar terugvragen.”


Geen opmerkingen: