Op de
boekenmarkt van Zutphen kocht ik dit bescheiden boekje, waar ik al jaren naar
op zoek was: het dankwoord van Karel van het Reve bij de aanvaarding van de
P.C. Hooftprijs in 1982. Er waren 225 exemplaren van gedrukt; het boekje was
niet voor de handel bestemd.
De
verhandeling gaat over kunst en kunstbeleid. Vanzelf komt Van het Reve uit bij
‘het echt bestaande socialisme’ en de ‘betrokkenheid van kunst en politiek’.
Reve vertelt weinig nieuws, maar vat nog eens een aantal punten samen die hij
eerder naar voren bracht in ‘Lenin heeft echt bestaan’ en ‘Marius wil niet in
Joegoslavië wonen’.
De
discussie lijkt nu wat achterhaald. Maatschappelijke betrokkenheid van kunst is
niet meer in de mode. Maar in de jaren 80 werd er nog volop geijverd voor een
vrije socialistische kunst. De kapitalistische kunst met al zijn uitwassen werd
als onvrij gezien. Kunstenaars werken er immers voor de markt en niet voor het
volk.
Dat het
volk niet kiest voor het Marxisme en de bijbehorende Marxistische kunst is
verklaarbaar. “Dat komt omdat de massa niet vrij is. Zij wordt door de
kapitalistische media bedrogen, gemanipuleerd. Daarom moeten wij ervoor zorgen
dat de massa geen keuze meer heeft. Dan stemt zij vanzelf op ons en dan is zij
pas echt vrij.” Een redenering die in iets andere bewoordingen tegenwoordig
weer aan populariteit wint.
Ook het
optimisme dat de politiek de kunst kan inzetten om het volk te verheffen is in
2016 zeker niet verdwenen. Bij een
subsidieaanvraag voor bijvoorbeeld een theatergroep of een orkest helpt het wel
degelijk als je aangeeft dat je je richt op arbeiders of een andere groep
achtergestelden.
Een ander
cliché dat Karel van het Reve noemt is de drang om te vernieuwen, en het geloof
dat vernieuwing goed is. “In de techniek is dat vaak zo: de nieuwe
rekenmachine’s en televisietoestellen zijn beter dan de oude, maar in de kunst
is dat niet zo. De zonen van Bach voerden interessante vernieuwingen in, maar
ze waren niet beter dan hun vader.” En zo is het ook bij andere kunstvormen.
Karel van
het Reve verzekert de jury dat hij het ontvangen geld niet zal besteden aan
welk hoogmoedige vernieuwing dan ook. Hij besluit zijn betoog met: “Als de
minister dat niet goed vindt, dan moet hij dat geld maar terugvragen.”
Geen opmerkingen:
Een reactie posten