Het vierde deel van de Dagboeken van Voskuil beslaan ruim twee jaar. Het deel is met bijna achthonderd pagina’s het dikste tot nu toe. Er gebeuren in deze jaren twee belangrijke dingen: zijn vader wordt steeds zieker en komt te overlijden; dit zorgt voor de nodige conflicten en ongemakkelijke situaties met familieleden. Daarnaast krijgt Meertens een beroerte en belandt hij in een zorgcentrum. Voskuil bezoekt hem geregeld en probeert uit zijn gemurmel boodschappen op te vangen. Verder is het op kantoor en thuis als vanouds: hij voelt zich met collega’s nooit op zijn gemak en Lousje grijpt het minste of geringste aan om ruzie met hem te maken.
Voskuil voelt zich vaak gedeprimeerd. Dat heeft met zijn werk of met maatschappelijke gebeurtenissen te maken, zoals de groei van het autopark in Nederland, maar het ligt vooral aan de noodzakelijke menselijke contacten, die bijna altijd moeizaam verlopen. ‘Een belangrijke reden voor mijn gedeprimeerdheid is de opeenstapeling van gebeurtenissen, nog afgezien van de weerzinwekkende contacten. Ik heb ontzettend veel tijd nodig om zelfs de kleinste kleinigheid te verwerken. Die tijd wordt me niet gegund.’ Het schrijven in zijn dagboek is een manier op deze kleine gebeurtenissen te verwerken. Maar ook zonder dat er iets gebeurt kan hij al van slag raken. Nadat hij een avond met zijn broer Jan een WK-voetbalwedstrijd heeft bekeken noteert hij: ‘Te veel gedronken, slecht gegeten, te veel gerookt, te krampachtig erbij gezeten, en derhalve ook niet geslapen. Het eenvoudige, hartelijke verkeer met mijn medemensen is niet mijn sterkste kant.’
Hij ziet de tijd verstrijken en voelt zich opgesloten, alsof hij in een trechter zit. Een vriend van vroeger is nu hoogleraar. ‘Je ziet die twee jongetjes, die toen in een enorme ruimte leefden, die trechter in lopen. Als je elkaar dan jaren later, ieder in zijn eigen trechter, ontmoet, merk je hoe onbereikbaar je voor elkaar geworden bent, zo onbereikbaar dat je tevreden bent als je binnen de onbeschreven grenzen bent gebleven.’ Het echtpaar Voskuil krijgt geregeld oude vrienden op bezoek, maar zelden verlopen de ontmoetingen naar wens. Het contact met Frida Vogels is zeer stroef en alleen Bert Weijde is niet veranderd en zichzelf gebleven.
Een van de hoogtepunten in dit deel is zijn bezoek aan een congres in Boedapest, een gebeurtenis die ook in Het Bureau een prominente plaats inneemt. In deze onbekende omgeving, in het communistische land, kan hij lastig zijn draai vinden. Collega’s houdt hij op afstand en hij trekt zich het liefst, ook vanwege zijn aanhoudende hoofdpijn en maagpijn, ’s avonds terug op zijn kamer. Hij kan ook het samen drinken en het uiten van allerlei intimiteiten niet verdragen. Omdat hij alle wetenschap, inclusief zijn eigen werk, onzin vindt zou je denken dat hij zich inhoudelijk weinig bemoeit met de discussies op het congres, maar het tegendeel is waar. Hij brengt zelfs een kleine revolutie teweeg door stelling te nemen tegen de oude garde. Achteraf krijgt hij veel bijval van mensen die zelf niets durfden te zeggen, maar ook hierover is hij niet tevreden. Hij twijfelt aan zijn eigen standpunten en ergert zich aan de lafheid van sommige collega’s. Kortom wat hij ook doet, het is aanleiding voor frustratie en depressie en stof voor vele pagina’s in zijn dagboek.
Wanneer zijn vader zo ernstig ziek wordt dat duidelijk is dat hij gaat sterven, wordt het contact met zijn broers en aanhang intensiever. Zijn schoonzus Nomi zet zichzelf op de voorgrond voor wat betreft de zorg; zij deelt in wie wanneer mag komen. Lousje en Han vertrouwen haar voor geen meter en vooral Lousje is na iedere ontmoeting enorm boos en opgewonden. Han is niet goed in het uiten van zijn emoties tegenover zijn vader. Hij ziet hem veelal als een cliché en in de maanden dat hij langzaam sterft verandert dit niet.
Midden jaren zeventig gebeurt er veel in de maatschappij. In de dagboeken van Voskuil komen treinkapingen, relen tegen migranten, het kabinet Den Uyl, de oliecrisis en meer voorbij. Lousje is altijd heel stellig in haar meningen en ze verlangt dat haar man solidair met haar is. Dit levert eindeloze discussies en conflicten op. Vaak schrijft hij dat hij de wanhoop nabij is en zichzelf wat aan zou willen doen. In hun dierenliefde staan zij altijd pal, maar ook daarbij weet Lousje de nodige ruzies uit te lokken. Han begrijpt zijn vrouw niet en legt het altijd af in discussies. ‘Tegen de logica van L. heb ik nog altijd geen systeem gevonden.'
Tot slot, twee voorbeelden van deze onnavolgbare logica. Vaak maken de twee wandelingen. ‘Ik stel voor om de wandeling van de Spoorwegen te nemen. Ze wil dat alleen als ik beloof dat we geen appelgebak nemen – die is bij de wandeling inbegrepen – maar ze wil zich geen consumptie laten opdringen. Ze wil wel appelgebak, maar alleen als ze zelf appelgebak wil, en wanneer het inbegrepen is, kan ze niet meer beoordelen of ze het wil, dus dan wil ze het niet. Dan geen wandeling van de Spoorwegen. Maar dat wil ze ook niet nu ik het eenmaal heb voorgesteld. Waarom wil ik toch eigenlijk zo’n wandeling van de Spoorwegen? We kunnen toch gewoon een kaartje naar Zandvoort nemen?’ Enzovoorts, enzovoorts. Het probleem lost zich vanzelf op omdat er een te lange rij voor het loket met wandelingen staat. Naast wandelen fietsen Lousje en Han graag. ‘Bij Stokkelaarsbrug een kop koffie gedronken. Ik rekende uit dat we zeker honderd kilometer hadden gefietst (zeven-en-een-half uur zonder rusten), maar L. wilde daar niet van horen. Ze wil geen honderd kilometer fietsen, want dat is te veel, dan zou ze moe zijn. En aangezien ze niet moe was, hebben we geen honderd kilometer gefietst. Waarvan acte.’
Geen opmerkingen:
Een reactie posten