Voor het najaarsnummer van Awater (2022) schreef ik de volgende recensie:
Op 12 augustus 2021 overleed K. Schippers. Je moest me eens zien was toen al zo goed als gereed. Je kunt de bundel lezen als een ‘The best of’ uit het oeuvre van K. Schippers, met dit verschil dat het recent werk is. De kwaliteit doet niet onder voor zijn eerdere werk en deze afscheidsbundel laat alle kanten van zijn poëzie zien. K. Schippers gebruikt graag beelden van gewone voorwerpen en fragmenten die hij ergens hoorde en noteerde. Hij verstaat de kunst van het gewone ongewoon maken.
Een terugkerend kenmerk is het precies waarnemen van een detail om van hieruit een meer omvattend beeld te scheppen. Een schitterend voorbeeld is het gedicht ‘Zoon in trein’. Hij vraagt zich af wat er weg is en begint bij een pen en een portemonnee die soms een uur of dag verdwenen zijn. Hij eindigt met het gemis van zijn vaders blik. De gewone taal is krachtig en het contrast tussen een pen die even zoek is en de vader die nooit zal terugkeren werkt ontroerend.
Het gedicht ‘Woorden in het donker’ begint iedere regel hetzelfde: ‘Woorden als aanmaning/ Woorden geschreven/ Woorden geteld.’ De herhaling werkt hallucinerend, maar het centreren van de tekst doet dit effect bij mij deels teniet. Andere vormexperimenten van K. Schippers zijn bekend en, hoewel er interessante flarden tekst te lezen zijn, lukt mij toch niet zo’n gedicht serieus op verschillende manieren te lezen.
Je moest me eens zien bevat een flink aantal gelegenheidsgedichten. Van 2016 tot 2018 was K. Schippers stadsdichter van Amsterdam. Zijn betrokkenheid levert meestal een mooi resultaat op, zoals het gedicht bij het overlijden van Armando. Soms is het jammer dat je als lezer de aanleiding van een gedicht niet kent, omdat deze niet is vermeld. ‘Lege bladzij’ is een geslaagd en vrij abstract gedicht, maar waar het over gaat blijft duister.
Bij dichters die de dood bijna in de ogen kijken is afscheid een veelvoorkomend thema. Remco Campert schreef in 2019 Mijn dood en ik, een bundel waar berusting uit spreekt. Ook als de dichter niet zo duidelijk afscheid van het leven neemt heeft het iets moois om in één gedicht de afronding van een oeuvre te zien. ‘Wat je moet kunnen om te leven’ is hét gedicht dat in aanmerking komt als afscheidslied van K. Schippers. Het werk telt vijfentwintig strofen van vier regels en begint met het ontwaken. ‘Wakker worden, douchen, veters ontknopen./ Let op je bewegingsresten in de morgen.’
Vervolgens voert de dichter ons mee langs kleine gebeurtenissen die als je goed waarneemt, meer zijn dan dat: het gaat over het ontwikkelen van een techniek om je af te drogen of over een clown die anoniem passeert op straat, zonder schmink. Hij heeft het over de precisie van krankzinnigheid en opmerkelijk vaak gebruikt hij het werkwoord kijken. Zijn taal is rijk: ‘bewaarrimpels op een brief die te lang/ in je zak heeft gezeten’. Leven valt voor K. Schippers bijna samen met schrijven. In het gedicht geeft hij schrijfinstructies: ‘dan iets vlak na een komma en eindig/ met een punt. Wat leuk is, verstop je.’ Het zijn evengoed leefinstructies. Van details stapt K. Schippers moeiteloos over op grote thema’s als het verstrijken van de tijd:
overal, Zo is het voor de duidelijkheid
geregeld. Je weet wel dat het lente zal
worden en toch, even niet opgelet, is ’t
al zomer, zover die nog duurt. De herfst
is er al in doorgedrongen met strepen
van winterse koude. Hou dat goed uit
elkaar en vertel al die verdwijningen
van vrienden niet meteen door. Dan kun
je hun leven bij anderen nog even
rekken. Als je bier drinkt, denk dan
wel aan het schuim. ’t Is zo snel bij
de rand van het glas. Je onthoudt
Naast de sterke inhoud heeft dit afscheidsgedicht een kloppend ritme. Na drie keer lezen bewegen je lippen haast vanzelf mee. De laatste woorden luiden: ‘Totale nieuwsgierigheid naar alles’ en typeren K. Schippers bij uitstek.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten