Vorig jaar (2021) overleed Anton Valens; hij was van 1964 en stierf dus veel te jong. Valens was kunstschilder en werkte in de thuiszorg. Zijn debuut uit 2004, Meester in hygiëne, bevat verhalen uit de praktijk van thuiszorgmedewerker Bonne. Hij schrijft met veel humor, maar ook met mededogen voor de oudjes waar hij over de vloer komt. Dweiloorlog uit 2008 is een vervolg op zijn debuut en bevat zes thuiszorgverhalen.
De mensen waarbij Bonne schoonmaakt zijn heel verschillend, maar hun levens staan allemaal in het teken van het naderende einde. De ene is somber en ligt de hele dag op bed, de ander is vrolijk en kwebbelt de hele tijd over vroeger, waarbij de verhalen in de loop der tijd steeds eentoniger worden. Mevrouw Bol spreekt over zichzelf als bolletje. Ze maakt een lolletje, loopt op een holletjes, enzovoorts. Mooi is hoe Valens de schoonmaak van al haar prullaria beschrijft. Ieder voorwerp, de lelijke vazen, souvenirs, bekertjes en porseleinen dierfiguren worden met zorg afgestoft. Als hij tijdens het werken een loodzware metalen clown de neus afbreekt ontstaat er consternatie. Een familielid eist zelfs ontslag, maar zover komt het niet. Door alle vrolijkheid heen hoort Bonne het leed van een vrouw die zelden eigen keuzes heeft gemaakt en haar alles liet overkomen. Zij heeft zelfs in het klooster gezeten, waar zij bij intreden kaalgeschoren werd. Gelukkig heeft ze wel kunnen besluiten hieruit weg te gaan.
Geheel anders gaat het toe bij meneer Handigman. De man zit bewegingsloos met een muts op in een stoel. Het is bloedheet in huis. De boodschappenlijst is kort: een fles Brandy, grote flessen cola en pakjes sigaretten. Meestal gaat meneer Handigman na korte tijd op bed liggen voor lijk. De sfeer is deprimerend, vooral omdat de man altijd zwijgt. Hij lijkt zijn belangstelling voor de wereld voorgoed te hebben verloren. De televisie staat gewoonlijk op volle sterkte. Wanneer Bonne de zenders per ongeluk wist, maakt dat meneer Handigman weinig uit. Ook in andere verhalen is de televisie een prominent ding in de huizen waar Bonne komt. Wat er wordt vertoond, wordt niet altijd begrepen en sommige mensen hebben er een afkeer van gekregen: ”Televisie, je ziet alleen maar dingen op die al geweest zijn.” Bonne krijgt meneer Handigman uiteindelijk aan het praten. Hij vraagt of hij helemaal geen zin heeft om een praatje te maken en of hij eigenlijk wel zin heeft om te leven. “Ja hoor. Ik heb wel zin om te leven, maar niet om te converseren.” Hij houdt een verfrommeld tientje in de hand om Bonne te belonen voor zijn werk.
Het meest extreem is een adres waar een moeder en zoon samenwonen, de naam is Deelsnijders. Zij lijken altijd boos te zijn en dienen omzichtig benaderd te worden. Het punt is dat de schoonmaakmiddelen, een paar oude lappen, niet toereikend zijn. Bonne moet om een nieuwe dweil vragen, maar mevrouw Deelsnijders vindt dat onnodig. Er ontstaat een dweiloorlog die hoog oploopt. Mevrouw belandt zelfs met een hartaandoening in het ziekenhuis. Het verhaal is bizar en net als in andere verhalen ben je verwonderd dat mensen zo kunnen eindigen: verbitterd, angstig, de zin in het leven totaal verloren of gewoon de weg kwijt. Anton Valens beschrijft het allemaal, met wrange humor. Dit boek luisterde ik grotendeels. De voorleesstem was van een vrouw die het nogal schoolmeesterachtig voordroeg, geen succes.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten