donderdag 29 december 2022

Arjen van Veelen – Aantekeningen over het verplaatsen van obelisken



Arjen van Veelen schrijft vooral non-fictie: journalistieke stukken en tegenwoordig columns voor NRC. Zijn boek Rotterdam dat dit jaar uitkwam is een groot succes.  Het boek uit 2017 met de merkwaardige titel Aantekeningen over het verplaatsen van obelisken was zijn eerste en tot nu toe enige roman. Qua stijl lijkt het boek erg op Rotterdam en Amerikanen lopen niet. De hoofdpersoon onderzoekt iets, zonder vastomlijnd plan en vertelt daarbij een persoonlijk verhaal.

 

Het verhaal speelt in de tijd dat Arjen van Veelen (en de hoofdpersoon van deze roman) in St Louis in Amerika woonde. Hij besluit een week naar Alexandrië in Egypte te gaan met een paar boeken van zijn overleden vriend en schrijver Tomas. Toen zijn vriend nog leefde maakte ze de afspraak om elkaar daar te treffen. Daarnaast is hij sinds zijn studententijd gefascineerd door Alexander de Grote. Hij vraagt zich af waar de tombe van Alexander, die hier eeuwen heeft gestaan, gebleven zou zijn. Volgens de geleerden moet deze zich nog ergens onder de grond in Alexandrië bevinden.

 

De roman schakelt tussen de belevenissen in Alexandrië en de herinneringen aan de overleden vriend. Van Veelen vertelt het verhaal grotendeels in chronologisch volgorde. Het gekke is dat ik wel gelezen had dat deze Tomas was overleden, maar dat het moment in de roman toch als een schok kwam. Dit effect werd versterkt doordat Van Veelen in het boek foto’s opneemt van zijn uitstapjes in Alexandrië, maar ook van het teletekstbericht van het overlijden van zijn vriend. De Vlaamse schrijver Thomas Blondeau heeft echt bestaan. Het boek is ook een ode aan deze vriend van Arjen van Veelen, maar het blijft een roman. Dit spel dat de auteur speelt met de werkelijkheid is geraffineerd.

 

Hij leert Tomas kennen in zijn studententijd, wanneer Tomas hem vraagt of hij aantekeningen van hem mag overnemen. Naderhand krijgt hij ze terug met allerlei slimme opmerkingen in de zijlijn. Tomas laat hiermee en ook later telkens blijken dat hij hem intellectueel de baas. De verhouding is scheef maar de hoofdpersoon legt zich er de eerste jaren bij neer. Sterker nog, hij accepteert alle aanbevelingen welke schrijvers en dichters hij moet lezen gretig. Zelf ging ik mij steeds meer ergeren aan Tomas. Wat een blaaskaak. Je zou de hoofdpersoon willen opporren eens in verzet te komen. Gelukkig gebeurt dit ook en wel met de Egyptische dichter Kafávis, die door Tomas wordt weggezet als patheticus. 

 

Zo lopen er vele lijnen van het verhaal van Tomas naar Alexandrië en roept de stad voortdurend herinneren op bij de hoofdpersoon. Tomas vertelde hem ooit dat obelisken veel moeilijker te maken zijn dan piramiden. Zij moeten uit één stuk worden gehakt en zijn ontiegelijk zwaar. Hij vervolgde met een verhaal over het intact houden van lichamen in de piramiden. Dit keert later terug bij de dood van Alexander, die zichzelf als halfgod zag. Na zijn dood moest zijn lichaam verdwijnen, daarom besloot hij zich van zijn sterfbed op te richten en zichzelf in zee te werpen, wat door zijn vrouw Roxane werd verhinderd. Het bruggetje naar de verdwenen tombe van Alexander is snel gemaakt. Daarnaast zijn er volop vergelijkingen te trekken tussen Tomas en Alexander, zoals zijn geestelijke veroveringen, de bewondering die hij alom oogst en zijn vroege dood. 

 

Van Veelen schrijft geroutineerd. Hij weet je soepel mee te voeren in een andere wereld. Het schakelen tussen de twee verteltijden doet hij moeiteloos en de terloopse bespiegelingen over roem, de aanraking met het verleden en herinnerd blijven zijn interessant. Als je erop let kun je wel in bijna iedere passage die in Alexandrië speelt een verwijzing lezen naar Tomas. Er valt bij wijze van spreken geen mus van het dak of er schuilt wel een betekenis achter. Dit had van mij wel wat minder gemogen. Het in zee werpen van de boeken van Tomas aan het eind van de roman is wat pathetisch. Gelukkig sluit hij af met een bijzonder mooi stuk over de obelisken die ooit in Alexandrië stonden, en waarvan er nu één in New York staat. Ik las Aantekeningen over het verplaatsen van obelisken met veel plezier, maar heb toch net iets meer waardering voor zijn journalistieke werk.

Geen opmerkingen: