Donald Ray Pollock, geboren in 1954 in Knockemstiff Ohio, schreef tot nu toe slechts drie boeken. Knockemstiff (2008) en The Heavenly Table (2016) las ik met heel veel plezier. The devil all the time uit 2011 is meer van hetzelfde, dus ook erg goed. De roman speelt op het platteland van Ohio en West Virginia. Er komt een hoop geweld, alcoholisme en godsdienstwaanzin in voor. Het is ook een goed geschreven spannend verhaal, met een koppel dat zinloze moorden pleegt en een corrupte politieagent. En niet te vergeten bevat het boek de nodige bizarre humor.
Arvin Russell is nog een kind wanneer zijn moeder ernstig ziek wordt. Het gezin woont in een gehucht. De vader heeft op een heuvel naast hun huis een gebedsplek ingericht. Hij gaat er steeds vaker heen om de Heer te smeken zijn vrouw te genezen. Arvin moet meedoen met de langdurige sessies, die uiteindelijk zinloos blijken te zijn. Zijn vader kan het verlies niet aan en maakt een eind aan zijn leven. Arvin groeit op bij zijn oma in een ander gehucht. Het enige wat hij van zijn vader heeft geleerd is om het juiste moment te kiezen voor wraak. Tijdens een gebedssessie werd zijn vader beledigd door langslopende jagers. Hij deed niets. Enige tijd later zaten de mannen bij een barretje wat te drinken. Zij rekenden niet meer op hem. Arvin zag het als de mooiste dag van zijn leven.
Een tweede verhaallijn gaat over twee prekende mannen: de een zit in een rolstoel en tokkelt op een snaarinstrument, de ander voert een waanzinnige act op waarin hij de duivel uitdaagt en een bak met spinnen over zichzelf uitgooit. Deze tweede prediker weet het hart te winnen van het lelijke eendje uit het dorp. Zij krijgen een dochter. Het kind groeit samen met Arvin op bij diens grootmoeder. De twee predikers lijken zo uit een film van de Coen Brothers weggelopen. Later sluiten zij zich aan bij een rondreizend gezelschap van freaks en circusartiesten (the carnival). De man in de rolstoel begint een relatie met clown Flapjack, de ander heeft een oogje op de Flamingovrouw.
Alle personages in het boek zijn met elkaar verbonden, soms door een enkele ontmoeting. Zo komen de verhalen samen, waarbij je je vaak afvraagt wie gaat wie doden. Bijna niemand lijkt hier moeite mee te hebben. De grootste zorg is om niet gesnapt te worden. Dit geldt voor het stel dat jaagt op jonge mannelijke lifters, maar ook op iemand die met duidelijke redenen wraak neemt op een pedofiele dorpsdominee. Alhoewel God veelvuldig wordt aangeroepen, de kerk lijkt het enige te zijn dat de dorpelingen met elkaar verbindt, is er slechts een vaag ethisch besef. De mensen in deze streken moeten allereerst zien te overleven. De sheriff is even nihilistisch als de misdadigers: “Sommige mensen werden alleen maar geboren om begraven te worden.”
In deze sfeer weet Pollock de vele verhaallijnen en personages aan elkaar te knopen. Hij gebruikt clichés, zijn karakters maken niet veel ontwikkeling door, maar daar staat veel groteske humor en spanning tegenover. De roman toont ook de weidsheid van het land in de jaren zestig van de vorige eeuw. Het doet denken aan het mythische Wilde Westen. Veel mensen zijn onderweg en hebben geen vaste verblijfplaats. Je kunt eindeloos alle kanten op rijden. Wanneer iemand een misdaad begaat kan hij eenvoudigweg verdwijnen in het land, gewoon ergens anders heengaan en een nieuw bestaan opbouwen. Helaas loopt het met de personages die misschien dit plan hadden, verkeerd af in het boek.
Het verhaal is bijna gemaakt om verfilmd te worden en dat gebeurde ook in 2020 door de Amerikaanse filmmaker Antonio Campos. Inmiddels heb ik hem gezien. De film blijft dicht bij het boek, is meer gestileerd en minder schokkend. En je mag blij zijn dat geurbioscopen nog niet bestaat.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten