Derek Otte
is stadsdichter van Rotterdam. ‘Toflof’ is uitgegeven bij zijn eigen uitgeverij
Rorschach. De presentatie van ‘Toflof’ op de ss Rotterdam was indrukwekkend. Er
waren wel driehonderd, vooral jonge mensen aanwezig: uit alle lagen van
bevolking, uit alle hoeken van Rotterdam. Het publiek was enthousiast. Na ieder
voorgedragen gedicht werd er luidruchtig geklapt en gejoeld.
Als
stadsdichter weet Derek Otte op het podium de juiste snaar te raken. Het is dan
de vraag of zijn werk ook op papier interessant blijft. De uitgave van ‘Toflof’
is werkelijk erg mooi. Het ontwerp en de rood-zwart-witte tekeningen zijn van
Shon Price en Jerry Ronda. Het omslag met reliëf voelt lekker aan en de
bijgeleverde boekenlegger is van schuurpapier.
Nu de
inhoud. Derek Otte hanteert verschillende stijlen in deze dikke bundel. Er zijn
korte gedichten met (woord)grappen en kleine wijsheden, bijvoorbeeld het gedicht
‘Passé’: “ik wist waar ik aan begon / je was altijd al het eind” of ‘Ouwe Don
Juan’: “vrouwen vinden me vaak lelijk / tot ik vertel wat ik verdien / dan
vinden ze me lelijk / en armoedig bovendien“. Zulke korte gedichten doen het
goed op een podium. Als het teveel draait om een spitsvondigheid herlees je
zo’n gedicht meestal niet.
De wat
serieuzere korte gedichten vind ik erg sterk. Aan de kade: “meningen van de
menigte / verhalen van de zijlijn / parkeer ‘m aan de waterkant / zoek houvast
in de skyline”. Deze tekst kun je zo in een Rotterdams gebouw beitelen.
Derek Otte
schrijft vaak staccato. In iets langere stukken geeft dit een heel ritmisch
effect. Een mooi voorbeeld is ‘Zoo’ dat begint met de strakke regels:
“verdrongen verdwaalden / een stelletje gekken / slachtoffers dus daders / de
onderste plekken” Het gedicht klopt helemaal. Het gaat over dromen en wonen,
over keuze en kansen. Het bevat mooie woorden die elkaar versterken, zoals
nakken, pakken, hekken en gunnen. Het gedicht heeft een stadse sfeer en gaat
over tegenstellingen. Torens en ‘de lift naar de hemel’ zet hij tegenover de
afgrond en beton. De laatste regels luiden: “van mensen tot beesten / hangend
aan hekken”.
Naast
poëzie in korte regels schrijft hij meer verhalende stukken die over de hele
bladzijde doorlopen. Zijn taalgebruik is hier eveneens snel. De onderwerpen van
zijn poëzie zijn naast het stadsleven vaak persoonlijk. Hij schrijft over
opgroeien, over maatschappelijke ongelijkheid en vooral over de liefde. Naar
mijn smaak gaat het net iets te vaak over een ex.
In het
langere verhalende stuk ‘Heartz of men’ beschrijft hij een huwelijk. In de
eerste zin vraagt de vrouw of hij weleens twijfelt. Hij antwoordt: “Ja, nee.
Nee, ja, tuurlijk.” Dan wordt uitvoerig de zucht naar avontuur, de jacht naar
het grote onbekende beschreven. In de laatste regels keren we terug naar de
werkelijkheid: “Gingen we zaterdag nou naar jouw ouders of de mijne? Of kan ik even
met de mannen weg? Schat?” Het is een grappig gedicht, waarin je eerst
meegenomen wordt in de droom van de man, totdat die laatste zin aan alle dromen
een einde maakt. Andere langere stukken zijn soms serieuzer, maar de grap en
het spelen met taal lees je overal terug.
De titel
‘Tof lof’ komt van ‘tough love’. Derek Otte bekende dat hij het Engels toch
nooit uitspreekt zoals het hoort en dat hij daarom maar de spelling naar zijn uitspraak
heeft gevormd: Toflof. Met het gelijknamige gedicht besluit hij de bundel, een
citaat: “soms onterecht beschuldigd / waar hart en hoofd in strijd / zij doet nooit
iemand kwaad / ’t is haar afwezigheid”
‘Toflof’ is
een geslaagde bundel van een stadsdichter waar ik trots op ben. De afwisseling in
zijn poëzie zorgt ervoor dat er voor een divers publiek wat te halen valt. Op
het podium zie je dat hij Rotterdammers van alle soorten en maten weet te
bereiken. Zijn inzet en plezier in taal zijn aanstekelijk. Dit lees terug je
terug in ‘Toflof’. Bovendien krijg je hier de tekeningen er gratis bij.
‘Toflof’ is een hebbeding.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten